zaterdag 17 maart 2012

De experimentele vrijheid van Robert Wyatt's Rock Bottom


DE EXPERIMENTELE VRIJHEID VAN ROBERT WYATT’S ROCK BOTTOM
Nummer acht van mijn favoriete top 10 aller tijden


Robert Wyatt is een artiest die een speciaal plekje in mijn hart heeft. Hij is de schepper van een uniek oeuvre, dat gekenmerkt wordt door een samenspel tussen meerlaagse keyboards, subtiele percussie en een bijzondere, breekbare, hoge stem. Wyatt heeft een kleine schare trouwe fans. Andere mensen vinden het keyboardwerk zenuwmakend gepriegel en zijn falsetto irritant – zoals ik de stem van Dylan niet mooi vind . Voor mij is Wyatt een artiest die allerlei soorten muziek in een volstrekt eigen idioom verwerkt, een idioom dat schatplichtig is aan Soft Machine en de Canterbury scene, maar daar bovenuit stijgt. In zijn composities en interpretaties en met zijn zang zoekt Wyatt altijd naar vrijheid, zoals een vogel in de lucht. De enige die daarbij in de buurt komt is Joni Mitchell op haar meest jazzy platen, zoals het meesterwerk Hejira, een album dat mijn top 10 net niet gaat halen.

Robert Wyatt was drummer van de vroege Soft Machine en het een plaatkant lang durende nummer Moon in June van Third is een voorbode van zijn latere solowerk. Wyatt verliet Soft Machine en zegt zich nu weinig van die tijd te kunnen herinneren en er niet met plezier aan terug te denken. Hij richtte de groep Matching Mole op (dat onder meer het prachtunmmer O Caroline op zijn naam heeft) en maakte het soloalum The End of An Ear.
Wyatt’s echte solocarrière begon echter – daar zijn alle critici en hijzelf het over eens - na het grote drama van zijn leven: de val uit een raam op een feest op 1 juni 1973, waardoor hij vanaf zijn middel verlamd werd, in een rolstoel terecht kwam en het drummen met zijn voeten voorbij was.

Het bejubelde album Rock Bottom verscheen in 1974 en laat zich besluisteren als een verslag van dat persoonlijke drama. Zes nummers, drie per kant, het een nog mooier dan het andere, sommige echt liedjes, andere uitdijende experimenten. Sea Song, een van de allermooiste nummers aller tijden, een fantastisch liefdeslied over zijn vrouw en muze Alfreda Benge. Last Straw lijkt het drama aan te kondigen en heeft subtiel slidegitaatwerk van Wyatt zelf. Little Red Riding Hood, dat lijkt te gaan over het moment van de val en een onheilspellende trompetsolo heeft van de Zuidafrikaanse trompettist Mongezi Feza, over stormachtige percussie, keyboardlagen en angstaanjagende zang heen. Alifib en Alifie klinken als liefdesbetuigingen aan zijn vrouw na de val, met prachtig saxofoonwerk van Gary Windo. Little Red Robin Hood Hit the Road begint als meeslepende Canterbury-klassieker, met karakteristiek gitaarwerk van Mike Oldfield en eindigt met een door Ivor Cutler voorgedragen gedicht.

Rock Bottom lijkt een direct verslag van het ongeval, maar zo eenvoudig is het toch niet. Veel van het materiaal is vóór de val geschreven, in Venetië, waar Alfreda werkte aan de film Don’t Look Now van Nicolas Roeg. Vandaar wellicht ook de watermetaforen in Sea Song. Toch is de traumatische ervaring van doorslaggevende invloed op het resultaat geweest. In het ziekenhis werkte Wyatt verder aan het materiaal, hij zei daarover dat hij daardoor de muziek in vrijheid kon doordenken en ontwikkelen. Rock Bottom (de bodem van de zee? muziek op basis van rock?) is een album met een heel eigen klankbeeld en sfeer: zoals de Engelse Wikipedia samenvat: intense yet also oddly mellow and soothing, the record's abstract sketches of pain, loss and suffering are shot through with vivid flashes of love and renewal. De zang van Wyatt is van een droevige kwetsbaarheid, soms tegen het valse aan, maar o, o, o zo mooi.

Vanaf Rock Bottom heeft Wyatt met tussenpozen aan zijn oeuvre gebouwd, met andere hoogtepunten zoals Old Rotten Hat, Shleep, Cuckooland en Comicopera. Beroemde muzikanten als Eno, Paul Weller en Phil Manzanera spelen mee op zijn albums, die nog steeds dezelfde sfeer ademen als Rock Bottom. Fantastisch zijn de singles en EP’s die hij aan het begin van de jaren tachtig maakte, met covers van allerlei liederen en artiesten: een hartverscheurende,trage versie van At Last I am Free van Chic; een ijzingwekkende uitvoering van Strange Fruit van Billy Holiday; een ontroerende Biko van Peter Gabriel; het liefdevolle Te Recuerdo Amanda van de Chileense volkszanger Victor Jara; een als ballade gezongen Round Midnight van Thelonious Monk. Het allermooiste is zijn versie van de anti-oorlogssong Shipbuilding van Elvis Costello, over de Falklandsoorlog, de scheepswerven en niet-terugkerende soldaten. De versie van Costello met de trompetsolo van Chet Baker is al magistraal, maar de uitvoering van Wyatt maakt nog meer indruk. Piano, akoestische bass, bekkens: tegen deze sobere achtergrond stijgt de stem van Wyatt tot ontroerend mooie hoogten. Voor mij het aller, allermooiste nummer aller tijden.

Deze covers uit de eerste helft van de jaren tachtig zijn zeker even mooi als Rock Bottom, maar ze zijn gezamenlijk alleen op verschillende compilaties te krijgen waar ook mindere nummers op staan. Daarom kies ik voor mijn top 10 voor Rock Bottom.

Het werk van Wyatt inspireert door de jaren heen veel andere artiesten. Het Orchestre National de Jazz maakte een pracht van een coverplaat met jazzy orkestarrangementen, met medewerking van artiesten als Rokia Traoré en Arno. In 2010 maakte Wyatt met de componisten/muzikanten Gilat Atzmon en Ros Stephen For the Ghosts Within, met bewerkingen van eigen nummers en jazz-standards in een klassiek idioom. Het Britse duo The Unthanks bracht dit jaar een livealbum uit, met zes nummers van Anthony and the Johnsons en negen van Wyatt. The Unthanks spreken over twee van de meest avontuurlijke songbooks van de laatste vijftig jaar.

Zo is Wyatt een van de muzikale smaakmakers van de laatste veertig jaar en van al zijn werk staat Rock Bottom nog steeds als een huis. Terugkijkend zei hij daarover zelf tegen het tijdschrift Mojo:

When I think about how automatic and how impulsive it was back then… it was done with a kind of recklessness, which is why it probably still has a “fresh paint” appeal to people. I was more or less making it up on the spot. There’s a guitar solo on the second track, A Last Straw, a slide guitar which sounds scandalously random – I should do that kind of thing more often. Everything was what was to hand – including the words. It just seemed simpler then.

Wim Bot, 17 maart 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten