Op 12 maart overleed op 80-jarige leeftijd Alain Krivine, een van de hoofdrolspelers van Mei ’68 in Parijs en de bekendste trotskistische leider in Frankrijk. Een overlijden dat in Frankrijk veel aandacht kreeg, onder meer van de voormalige Eurocommissaris Pierre Moscovici en La France Insoumise-leider Jean-Luc Mélenchon, beiden ooit politieke geestverwanten. Le Monde wijdde een groot artikel aan de overleden revolutionair die er tot het eind van zijn leven van overtuigd bleef dat revolutie mogelijk was en er “meer redenen dan ooit waren om in opstand te komen”. In Nederland kreeg het nieuws in de dagbladen daarentegen geen aandacht.
Ik zag Krivine optreden als leider van zijn Ligue Communiste Révolutionnaire in 1981, tijdens zijn campagne tegen Giscard d’Estaing. Bij Porte du Pantin in Parijs was er een grote manifestatie op een festivalterrein. Er waren veel muzikale optredens, waaronder van de linkse chansonnière Fransesca Solleville, zangeres van het prachtige Le Temps de Vivre. Het affiche voor het evenement was gebaseerd op het Russische suprematisme van na de revolutie, het heeft jarenlang op mijn Utrechtse kamer gehangen.
Wij bezochten die bijeenkomst met een groepje makkers uit Utrecht en Eindhoven, met de ruimte van Toneelgroep Proloog als uitvalsbasis. Op de achterkant van ons busje het affiche dat wij als IKB gebruikten in de Tweede-Kamerverkiezingen van dat jaar, Eenheid in de strijd tegen de crisispolitiek.
Onze Franse kameraden hadden een gehoor waarvan wij in Nederland slechts konden dromen. Tijdens de toespraak van Krivine zaten er duizenden mensen in de circustent, die aan het eind uit volle borst Vive la Quatrième Internationale, Vive la Quatriéme Internationale scandeerden en uiteraard De Internationale zongen: “Debout les damnés de la terre, debout les forçats de la faim”.”C’est la lutte finale, groupons-nous et demain, l’Internationale sera le genre humain”.
Krivine kwam uit een communistisch hogere-middenklassemilieu van uit Oekraïne afkomstige joden, werd op zijn zeventiende lid van de communistische jeugdorganisatie en werd door de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd aangetrokken door de stroming van de door Stalin vermoorde Russische revolutionair Leo Trotski. Ook twee broers van hem (Jean-Michel en Hubert) gingen dezelfde weg. De Jeunesse Communistes Révolutionnaire van Krivine gingen samen met de oude generatie trotskisten in de PCI en gingen gezamenlijk verder als Ligue Communiste, later LCR en tegenwoordig Nouveau Parti Anticapitaliste. Ze speelde een belangrijke rol tijdens de gebeurtenissen in Mei’68, in de beweging tijdens de Vietnam-oorlog en in ontelbaar veel latere acties. Als presidentskandidaat haalde hij in 1969 maar 1% van de stemmen, in 1999 werd hij wel gekozen in het Europees Parlement. Hij bleef tot zijn laatste snik actief binnen de NPA en de Vierde Internationale.
Krivine in gesprek met veteraan Pierre Frank tijdens de manifestatie in 1981 |
De LCR was voor ons in de jaren zeventig en begin jaren tachtig een groot voorbeeld. De partij had duizenden leden en sympathisanten (zij het dat de partij in 1981 een stuk kleiner was geworden dan in 1977) en presteerde het om enkele jaren lang een uitstekend dagblad uit te brengen, een echt huzarenstukje. Op vakantie in Frankrijk kon je het dagblad Rouge in elke kiosk kopen. In Parijs had de organisatie een volwaardige boekhandel, La Brèche in de Impasse Guemenee. In het theoretisch blad Critique Communiste schreven mensen als de surrealisme-kenner Michel Lequenne (vorig jaar overleden op 100-jarige leeftijd). Boven alles symboliseerde de LCR het revolutionaire Franse pathos. De jongeren waren sterk beïnvloed door Che Guevara en de guerillastrijd in Latijns-Amerika, aanleiding tot felle debatten met orthodoxere trotskisten als Gérard Filoche in de eigen organisatie en Pierre Lambert in de concurrerende OCI.
De JCR LC/LCR had naast Krivine nog twee andere spraakmakende leiders, naast een hele serie interessante leden en denkers: Daniel Bensaïd en Henri Weber. Beide soixante-huitards leven ook niet meer. Bensaïd kreeg Aids en schreef tijdens zijn ziekte vele boeken, waaronder zeer diepgaande en interessante memoires, Une lente impatience. Hij bleef tot aan zijn dood een van de Franse en internationale leiders. Bensaïd was een echte intellectueel, die in het verrechtste Nederland nooit enige aandacht kreeg. Weber volgde een andere weg, hij haakte in 1980 al af, hij kwam tot het inzicht dat er geen revolutionaire perspectieven meer waren en werd sociaaldemocraat in 1986. Hij bekleedde vele functies binnen de Parti Socialiste, was geliefd en gerespecteerd en behield tot aan zijn dood vriendschappelijke contacten met oude kameraden. Krivine, Bensaïd en Weber behoorden alle drie tot de naoorlogse joodse generatie in Frankrijk.
Alain Krivine, Daniel Bensaïd, Henri Weber |
In zijn proefschrift noemde Jean-Paul Salles de LCR een leerschool voor de leden; en Henri Weber zei dat hij mensen die lid van de LCR waren geweest altijd herkende, hij noemde de LCR de Ecole Nationale d’ Administration (de Franse eliteschool) van links. Ik heb Krivine alleen die ene keer gezien, maar voor mij was hij een van de mensen die de stroming vertegenwoordigde die voor mij inderdaad een echte vormende leerschool was, een school waar ik heel veel geleerd heb en ook weer heel veel van heb moeten afleren. Dat Krivine als laatste van het leidende soixant-huitards LCR-trio is overleden maakt me – ik kan er niks aan doen – weemoedig, met Krivine is de geest van mei '68 definitief passé.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten