zaterdag 24 maart 2012

In Zuid-Afrika vermoorden ze je om een mobiele telefoon


In Zuid-Afrika vermoorden ze je om een mobiele telefoon. Je auto wordt bij stoplichten of op de snelweg van je gekaapt onder bedreiging met vuurwapens. Moorden, verkrachtingen, berovingen en inbraken zijn er aan de orde van de dag. Dat is het beeld dat je in de media vaak tegenkomt. Nederlanders die naar Zuid-Afrika toegaan hebben vaak dat beeld ook in hun hoofd. Toen ik er zelf voor de eerste keer heen ging liep het angstzweet vantevoren ook over mijn rug.
Inmiddels ben ik vijf keer in Zuid-Afrika geweest, waarvan drie keer met mijn gezin. Al die keren heb ik zelf gelukkig niets vervelends meegemaakt, maar vrienden en kennissen uit Zuid-Afrika hebben wel heel vaak nare ervaringen gehad. De statistieken liegen ook niet: er is veel criminaliteit in Zuid-Afrika, een land met een lange gewelddadige cultuur, met zijn erfenis van mensonterende apartheid en massale, gigantische armoede, die bestaat naast ongegeneerde rijkdom. Er heerst een massapsychose rond die criminaliteit, buiten de townships zijn alle huizen ommuurd of omhekt, zijn er waakhonden en hangen borden van privébewakingsbedrijven die 24 uur per dag gewapende reactie beloven.
Toch overheerst bij mij na die bezoeken een ander beeld, dat van een vreselijk gastvrij en waanzinnig mooi land, een land waar mensen van alle kleuren en achtergronden hun uiterste best doen om je het als toerist naar de zin te maken. Tom Lanoye, die een aantal maanden per jaar in het relaxte Kaapstad woont, beschreef onlangs in de Volkskrant hoe hij de alledaagse hoffelijkheid waardeert.
Afgelopen zomer verbleef ik met Audry en de kinderen ruim drie weken in Zuid-Afrika. Deze keer maakten we wel iets mee met een mobiele telefoon. We verbleven twee nachten in het magistrale Krugerpark, waarvan de tweede nacht in het Olifantskamp, met uitzicht op de gelijknamige rivier. "s Ochtends moesten we vroeg op om aan het eind van de middag op onze volgende overnachtingsplek in Swaziland te kunnen zijn. De dag daarop waren we in Hluhluwe en kwamen we erachter dat David zijn mobiele telefoon, twee broeken en een shirt kwijt was. Het personeel in de Bushlands Lodge keek nog even of de telefoon toevallig nog in een broek in de was zat, die we net ingeleverd hadden. Dat was niet zo. Vervolgens belden we het Olifantskamp en kregen we het mobiele nummer van de schoonmaakster die ons chalet had schoongemaakt. Die had de spullen inderdaad gevonden. Tijdens de rest van ons verblijf hadden we nog een paar keer contact over hoe we de spullen terug zouden kunnen krijgen. Uiteindelijk gingen ze naar een nabijgelegen postkantoor. Daarvandaan zouden ze met DHL naar Nederland komen, gewoon met de post opsturen mocht niet met een mobiele telefoon. Eerst moesten we het bedrag overmaken, dan zou het in orde komen. Met het postkantoor hadden we nog verschillende keren contact per mail en telefoon, elke keer kregen we stipt en vriendelijk antwoord en uiteindelijk werd het pakje keurig bij ons thuis bezorgd.
Dat gebeurde dus in het land waar je om een mobiele telefoon wordt vermoord. De schoonmaakster en de mensen op het postkantoor hadden alle kans gehad om de spullen achterover te drukken. De eerlijkheid en de gastvrije dienstverlening overwonnen echter.
Wat een verschil met ons eigen land met zijn onbereikbare en niet-behulpzame telefonische klantenservice. Laatst moest ik voor mijn NS Voordeelurenkaart een nieuwe Ov-chipkaart. Ik zal u besparen in welk maffioos moeras van onbeschoftheid en gebrek aan medewerking en professionaliteit ik toen terecht kwam bij de Ov-chipkaartorganisatie. Dat is Nederland, een land waarin je niet wordt vermoord om een mobiele telefoon.

woensdag 21 maart 2012

Vakkencultuur in de Kuip

Vorige week viel bij de seizoenkaarthouders van Feyenoord de brief over het verlengen van de seizoenkaarten in de bus. Die brief leidde tot de nodige ophef. Niet vanwege de resultaten in dit seizoen of de de prijzen. Steen des aanstoots is de aankondiging dat in de groene vakken E, EE, J en JJ volgend seizoen genummerde plaatsen komen. Bij de meeste clubs zouden de fans dat misschien als een mooi bewijs van extra service zien, je krijgt immers een vaste plek en kunt vijf minuten voor de aftrap aankomen. Bij Feyenoord leidde de aankondiging echter tot rumoer onder de supporters, binnen een week tekenden bijna drieduizend mensen een petitie tegen de vaste plaatsen.
In het verleden is verschillende keren onderzocht wat Feyenoord-supporters vinden van vaste plaatsen. Op de tribunes op de lange zijde, waar de duurdere plekken zijn, was er weinig bezwaar tegen en zijn de vaste nummers ingevoerd. Op de goedkopere en fanatiekere korte zijden, de groene en vooral de gele (vakken X, Q, R, S, T, U, QQ, RR, TT, UU) zien de supporters echter niets in de vaste plekken en zijn die er tot nu toe dan ook niet gekomen.
Deze weerzin vindt een verklaring in de specifieke supporterscultuur in de Kuip, een echte vakkencultuur. Feyenoord-supporters vragen elkaar altijd twee dingen: "Heb je een seizoenkaart? Welk vak?". Op de vakken zitten mensen altijd ongeveer op dezelfde plek, soms een paar plaatsen naar links of rechts, soms een rijtje naar voren of achteren. Ze zitten er een uur, drie kwartier vantevoren. In de Kuip hoor je dan een gezellig geroezemoes, hele groepen "vakgenoten" zitten te praten over de vorige en de komende wedstrijd, over spelers, over wedstrijden in het verleden, over zieke medesupporters, over politiek en over koetjes en kalfjes. Op die vakken zitten mannen en vrouwen van alle generaties en alle sociale achtergronden bij elkaar. Zo ken je een heel deel van het vak, het zijn mensen die je eens in de twee weken ziet en verder nooit. Je weet van elkaar wie er als eerste gaat mopperen tijdens de wedstrijd, wie altijd zwijgt en wie alles meezingt. Het is die Kuipcultuur waar de Feyenoord-supporters van houden, een cultuur die even belangrijk is als de wedstrijd zelf. Ze willen op tijd komen en hun eigen plekkie uitzoeken. Tijdens de rust maken ze op weg naar het toilet of buffet onderweg even stil om de eerste helft te bespreken met mensen waar ze altijd langskomen.
Door de nummering dreigt die cultuur te verdwijnen. Op de groene vakken kunnen mensen met groepen kaarten aanvragen, maar dat doen mensen normaal gesproken alleen met de mensen waarmee ze echt naar het stadion gaan (vrienden, kinderen etc.). Het veel bredere sociale weefsel op de vakken zal echter verscheurd worden, die groepen zullen op verschillende plekken in hun vak terechtkomen. Op mijn eigen vak, QQ, waar zo'n 1000 mensen op gaan, ken ik van gezicht de hele rechterbenedenhelft van 250 mensen.
Naar aanleiding van de commotie heeft Feyenoord laten weten dat de maatregelen zijn opgelegd door de gemeente. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom er geen overleg met de supporters is geweest en de maatregel niet eerder is aangekondigd. Door de maatregel zouden er minder fouillering aan de poort nodig zijn en zou er op termijn weer echt bier geschonken kunnen worden.
Ik heb geen idee wat de gemeente en Feyenoord bezielt. De maatregel leidt alleen maar tot onrust en zal wanneer hij ooit wordt ingevoerd aan de gele zijde tot onbeheersbare problemen leiden, omdat niemand zich eraan zal houden. En er zijn nu met alle camera's die in het stadion hangen en alle kennis die er is van relschoppers meer dan genoeg mogelijkheden om in het stadion op te treden wanneer dat nodig is. Ondertussen lijken de politie en Feyenoord de laatste jaren nauwelijks iets te doen tegen de stompzinnige, voortdurende anti-joodse spreekkoren en gezangen met om het andere woord kanker. Tel uit je winst

zaterdag 17 maart 2012

De experimentele vrijheid van Robert Wyatt's Rock Bottom


DE EXPERIMENTELE VRIJHEID VAN ROBERT WYATT’S ROCK BOTTOM
Nummer acht van mijn favoriete top 10 aller tijden


Robert Wyatt is een artiest die een speciaal plekje in mijn hart heeft. Hij is de schepper van een uniek oeuvre, dat gekenmerkt wordt door een samenspel tussen meerlaagse keyboards, subtiele percussie en een bijzondere, breekbare, hoge stem. Wyatt heeft een kleine schare trouwe fans. Andere mensen vinden het keyboardwerk zenuwmakend gepriegel en zijn falsetto irritant – zoals ik de stem van Dylan niet mooi vind . Voor mij is Wyatt een artiest die allerlei soorten muziek in een volstrekt eigen idioom verwerkt, een idioom dat schatplichtig is aan Soft Machine en de Canterbury scene, maar daar bovenuit stijgt. In zijn composities en interpretaties en met zijn zang zoekt Wyatt altijd naar vrijheid, zoals een vogel in de lucht. De enige die daarbij in de buurt komt is Joni Mitchell op haar meest jazzy platen, zoals het meesterwerk Hejira, een album dat mijn top 10 net niet gaat halen.

Robert Wyatt was drummer van de vroege Soft Machine en het een plaatkant lang durende nummer Moon in June van Third is een voorbode van zijn latere solowerk. Wyatt verliet Soft Machine en zegt zich nu weinig van die tijd te kunnen herinneren en er niet met plezier aan terug te denken. Hij richtte de groep Matching Mole op (dat onder meer het prachtunmmer O Caroline op zijn naam heeft) en maakte het soloalum The End of An Ear.
Wyatt’s echte solocarrière begon echter – daar zijn alle critici en hijzelf het over eens - na het grote drama van zijn leven: de val uit een raam op een feest op 1 juni 1973, waardoor hij vanaf zijn middel verlamd werd, in een rolstoel terecht kwam en het drummen met zijn voeten voorbij was.

Het bejubelde album Rock Bottom verscheen in 1974 en laat zich besluisteren als een verslag van dat persoonlijke drama. Zes nummers, drie per kant, het een nog mooier dan het andere, sommige echt liedjes, andere uitdijende experimenten. Sea Song, een van de allermooiste nummers aller tijden, een fantastisch liefdeslied over zijn vrouw en muze Alfreda Benge. Last Straw lijkt het drama aan te kondigen en heeft subtiel slidegitaatwerk van Wyatt zelf. Little Red Riding Hood, dat lijkt te gaan over het moment van de val en een onheilspellende trompetsolo heeft van de Zuidafrikaanse trompettist Mongezi Feza, over stormachtige percussie, keyboardlagen en angstaanjagende zang heen. Alifib en Alifie klinken als liefdesbetuigingen aan zijn vrouw na de val, met prachtig saxofoonwerk van Gary Windo. Little Red Robin Hood Hit the Road begint als meeslepende Canterbury-klassieker, met karakteristiek gitaarwerk van Mike Oldfield en eindigt met een door Ivor Cutler voorgedragen gedicht.

Rock Bottom lijkt een direct verslag van het ongeval, maar zo eenvoudig is het toch niet. Veel van het materiaal is vóór de val geschreven, in Venetië, waar Alfreda werkte aan de film Don’t Look Now van Nicolas Roeg. Vandaar wellicht ook de watermetaforen in Sea Song. Toch is de traumatische ervaring van doorslaggevende invloed op het resultaat geweest. In het ziekenhis werkte Wyatt verder aan het materiaal, hij zei daarover dat hij daardoor de muziek in vrijheid kon doordenken en ontwikkelen. Rock Bottom (de bodem van de zee? muziek op basis van rock?) is een album met een heel eigen klankbeeld en sfeer: zoals de Engelse Wikipedia samenvat: intense yet also oddly mellow and soothing, the record's abstract sketches of pain, loss and suffering are shot through with vivid flashes of love and renewal. De zang van Wyatt is van een droevige kwetsbaarheid, soms tegen het valse aan, maar o, o, o zo mooi.

Vanaf Rock Bottom heeft Wyatt met tussenpozen aan zijn oeuvre gebouwd, met andere hoogtepunten zoals Old Rotten Hat, Shleep, Cuckooland en Comicopera. Beroemde muzikanten als Eno, Paul Weller en Phil Manzanera spelen mee op zijn albums, die nog steeds dezelfde sfeer ademen als Rock Bottom. Fantastisch zijn de singles en EP’s die hij aan het begin van de jaren tachtig maakte, met covers van allerlei liederen en artiesten: een hartverscheurende,trage versie van At Last I am Free van Chic; een ijzingwekkende uitvoering van Strange Fruit van Billy Holiday; een ontroerende Biko van Peter Gabriel; het liefdevolle Te Recuerdo Amanda van de Chileense volkszanger Victor Jara; een als ballade gezongen Round Midnight van Thelonious Monk. Het allermooiste is zijn versie van de anti-oorlogssong Shipbuilding van Elvis Costello, over de Falklandsoorlog, de scheepswerven en niet-terugkerende soldaten. De versie van Costello met de trompetsolo van Chet Baker is al magistraal, maar de uitvoering van Wyatt maakt nog meer indruk. Piano, akoestische bass, bekkens: tegen deze sobere achtergrond stijgt de stem van Wyatt tot ontroerend mooie hoogten. Voor mij het aller, allermooiste nummer aller tijden.

Deze covers uit de eerste helft van de jaren tachtig zijn zeker even mooi als Rock Bottom, maar ze zijn gezamenlijk alleen op verschillende compilaties te krijgen waar ook mindere nummers op staan. Daarom kies ik voor mijn top 10 voor Rock Bottom.

Het werk van Wyatt inspireert door de jaren heen veel andere artiesten. Het Orchestre National de Jazz maakte een pracht van een coverplaat met jazzy orkestarrangementen, met medewerking van artiesten als Rokia Traoré en Arno. In 2010 maakte Wyatt met de componisten/muzikanten Gilat Atzmon en Ros Stephen For the Ghosts Within, met bewerkingen van eigen nummers en jazz-standards in een klassiek idioom. Het Britse duo The Unthanks bracht dit jaar een livealbum uit, met zes nummers van Anthony and the Johnsons en negen van Wyatt. The Unthanks spreken over twee van de meest avontuurlijke songbooks van de laatste vijftig jaar.

Zo is Wyatt een van de muzikale smaakmakers van de laatste veertig jaar en van al zijn werk staat Rock Bottom nog steeds als een huis. Terugkijkend zei hij daarover zelf tegen het tijdschrift Mojo:

When I think about how automatic and how impulsive it was back then… it was done with a kind of recklessness, which is why it probably still has a “fresh paint” appeal to people. I was more or less making it up on the spot. There’s a guitar solo on the second track, A Last Straw, a slide guitar which sounds scandalously random – I should do that kind of thing more often. Everything was what was to hand – including the words. It just seemed simpler then.

Wim Bot, 17 maart 2012