zondag 26 juni 2022

"Zit Wim Bot ook in de zaal?" Achterhaald door het verleden. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 18

 “Zit Wim Bot ook in de zaal?” Plaats van handeling: Theater de Veste in Delft op 6 oktober 2016. Samen met oud-wethouder Corina Heuvelman bezoek ik De Grote Geschiedenisshow, de toneelversie van het onvolprezen radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd. Van de partij deze avond zijn Jos Palm, Nelleke Noordervliet, Elsbeth Etty, Frank Westerman en Wim Berkelaar.


Aankondiging van De Grote Geschiedenisshow

Midden in verhalen over de jaren zestig en zeventig en de protestgeneratie stelt Wim Berkelaar uit het niets tot mijn stomme verbazing deze vraag. Ik mag gaann staan en Wim begint te vertellen over hoe hij in de jaren tachtig een avond van de Internationale Kommunistenbond in Utrecht bezocht over El Salvador. Hij vertelt de zaal dat ik hem die avond meldde dat hij vooral niet op slappe reformistische partijen als PSP en CPN moest stemmen. En zo werd ik in Delft onverwacht achterhaald door mijn verleden. Hoe Wim Berkelaar wist dat ik in de zaal zou zitten weet ik tot op de dag van vandaag niet, maar een daverende verrassing was zijn interventie wel.

Na die avond heb ik het verhaal wel kunnen reconstrueren en kan ik verklaren waar mijn stemadvies vandaan kwam. Op 6 april 1981 hielden we in het bekende linkse zalencomplex Rasa een openbare avond over El Salvador, het land waar een burgeroorlog woedde. Het was kort voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 26 mei. Het was de eerste keer dat de IKB zelf aan de verkiezingen deelnam, onder het motto Geen bommen maar banen. In een tijd van oplopende werkloosheid en bezuinigingen vonden we het programma van PSP en CPN niet radicaal genoeg.  Op 22 mei hielden we ook een redelijk succesvolle verkiezingsavond in Utrecht, waarop ik een van de sprekers was.


Affiche van onze Utrechtse afdeling met de bewuste avonden

Uiteindelijk haalden we onder lijsttrekkerschap van Wim Schul niet meer dan een schamele 1814 stemmen, 0,02% van het totaal. En daar hadden we dan 18.000 gulden voor moeten ophoesten om mee te mogen doen . We maakten nog een filmpje voor de zendtijd politieke partijen, waarop Proloog-actrice Thea Roding op gedragen theatrale toon een radicaal programma bepleitte tegen de achtergrond van een kabbelende vijver met dobberende eendjes.

Dat we een avond hielden over El Salvador was niet zo vreemd. Het steunen van de Sandinisten in Nicaragua – inmiddels triest genoeg politiek volkomen gedegenereerd - en de oppositie in El Salvador was een van onze hoofdactiviteiten in die jaren. De klassieke solidariteitsbeweging lag ons beter dan steeds radicaler wordende autonome bewegingen in Nederland zoals de Amsterdamse kraakbeweging, waar het meer en meer om confrontatie om de confrontatie ging. In Utrecht hielden we ons als afdeling ook wat afzijdig van de grote protestbeweging tegen de sloop van het bos Amelisweerd en van de Slag om Amelisweerd in september 1982.

Tijdens een demonstratie in Rotterdam

Het Nederlandse Nicaragua Comité was gevestigd in de Utrechtse Van Speijkstraat en rond El Savador was de ex-zeeman Hans erg actief. Onze steun werd in het begin met argusogen bekeken, ook al omdat sommige trotskisten in de Midden-Amerikaanse regio een eigen strijdbataljon vormden en kritisch stonden tegenover Sandinisten en de beweging in El Salvdor. Wij konden die argwaan wegnemen omdat we geen dubbele agenda hadden en we relatief veel mensen konden leveren voor activiteiten zoals huis-aan-huiscollectes. Landelijke bekendheid kreeg de solidariteit met El Salvador na de moord op de vier IKON-journalisten in El Salvador, toen het Amsterdamse comité El Salvador een briljante actie bedacht: er werden vijf kruisen geplaatst voor het Amerikaanse consulaat op het Museumplein in Amsterdam – vier voor de journalisten en één voor de 40.000 omgekomen Salvadorianen. Het was een actie die enorm veel publiciteit opleverde.


Een openbare avond als die over El Salvador was ook kenmerkend voor ons werk. We organiseerden regelmatig avonden over actuele politieke thema’s (zoals het eurocommunisme, de Oosteuropese oppositie, de 35-urige werkweek, de Duitse Berufsverbote, de oorlog in Libanon) en daarnaast ook scholingsavonden. Als IKB stonden we in het linkse milieu niet geheel verbazingwekkend dan ook wel bekend als omgevallen boekenkasten. Door de internationale bladen van de Vierde Internationale werden we voortdurend op de hoogte gehouden van ontwikkelingen in de hele wereld en onze internationale voorman Ernest Mandel was een van de toonaangevende linkse intellectuelen van die tijd en publiceerde boek op boek. In Nederland hadden we ook briljante denkers als Marcel van der Linden en Fritjof Tichelman, toen (Fritjof) en later (Marcel) belangrijk op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. 

We draaiden onze hand er ook niet voor om vanuit Utrecht een serie scholingsavonden voor sympathisanten in Groningen te organiseren, de onvermoeibare Kees Huysmans en ik reden dan ’s avonds in de auto van Kees op en neer. In Groningen was de latere specialiste op het gebied van consumentenrecht Louise Boelens deelneemster. Van avonden in Utrecht herinner ik me Adrienne van Heteren, die voorvrouw werd van organisaties voor vrijheid van meningsuiting en vrije pers. 



En Wim Berkelaar werd een journalist die zich dagelijks  roert in de media, politiek gezien bepaald geen revolutionair, maar toch: graag gedaan die avond over El Salvador en dat stemadvies Wim!







vrijdag 10 juni 2022

Ontmantelen, temmen, verzetten en ontvluchten. Pleidooi voor een multi-dimensionale anti-kapitalistische strategie. Bijdrage essaywedstrijd GroenLinks

 

Het wetenschappelijk bureau van GroenLinks organiseerde een essaywedstrijd over de vraag: Hoe komen we voorbij het kapitalisme? Hieronder mijn inzending.

De vraag die door het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks gesteld wordt is zowel voor de hand liggend als verrassend.

Voor de hand liggend, omdat twee van de vier partijen die aan de wieg stonden van GroenLinks expliciet anti-kapitalistisch waren. De PSP zette in op socialisatie van de productiemiddelen en zelfbestuur. De  CPN was historisch vooral verbonden met het reeël bestaande socialisme in Oost-Europa als alternatief voor het westerse kapitalisme. Verbazingwekkend, omdat GroenLinks in dit millenium de term kapitalisme niet of vrijwel niet heeft gebruikt en liever eufemistisch spreekt over neoliberalisme en economisme. Kritische analyses van het kapitalisme als systeem hebben we tot voor enkele jaren slechts mondjesmaat gezien en de vraag hoe voorbij het kapitalisme te komen al helemaal niet. 

De evolutie is duidelijk wanneer je het beginselprogramma van GroenLinks uit 1991 legt naast de update van 2008: In de versie van 1991 lezen we: “GroenLinks streeft naar een internationale, democratische en ecologische gestuurde economie met marktelementen. Deze economie staat haaks op de huidige kapitalistische markteconomie, omdat marktmechanismen een rol spelen binnen het kader van een globale planning op hoofdlijnen… Marktmechanismen en een democratische inbreng van producenten en consumenten  zijn noodzakelijk om een hoogontwikkelde economie van informatie te voorzien. GroenLinks streeft naar invloed van mensen op de inhoud van hun arbeid en op de omstandigheden en voorwaarden waaronder ze deze verrichten. Deze maatschappelijke sturing krijgt vorm op verschillende manieren: via de overheid, maatschappelijke bewegingen, zeggenschap over eigen arbeid, individueel koopgedrag enz.” 

In 2008 is dat geworden: “GroenLinks staat voor internationale solidariteit en sociale rechtvaardigheid. Iedere wereldburger heeft recht op werk, goed en beschikbaar voedsel, een volwaardig inkomen, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en voldoende tijd om in vrijheid het eigen leven vorm te kunnen geven. Daarvoor is een herverdeling van macht en middelen nodig en een economische ordening waarin de markt wordt gestuurd door een democratische inbreng van overheid, werknemers, werkgevers en consumenten.” 

Oftewel: anti-kapitalisme en radicale democratisering in 1991 - deels gebaseerd op de PSP-brochure Socialisme zonder illusies, waarvan ik een van de schrijvers was (i) - versus een weliswaar nog altijd radicale, maar evident minder uitgesproken hervormingsagenda in 2018. 

Het is toe te juichen dat Senna Maatoug en Hans Rodenburg de discussie over een andere economische orde nieuw leven inblazen in hun essay Voorbij het economisme, waarbij overigens opvalt dat zij de termen kapitalisme, neoliberalisme en economisme willekeurig door elkaar gebruiken.

De hernieuwde aandacht voor een fundamentele kritiek op het economisch systeem waarin we leven komt niet uit de lucht vallen. De financiële crisis van 2008, met zijn socialisatie van de verliezen zonder het privé-eigendom ter discussie te stellen en toenemende ongelijkheid tussen en binnen landen; de zich verdiepende ecologische en klimaatcrisis, met ontwrichtende gevolgen voor natuur en mens in met name de armere landen; de wereldwijde, al even ontwrichtende Covid-pandemie: het zijn drie met elkaar verbonden diepe crises, waar niemand aan voorbij kan gaan, die de samenlevingen in de hele wereld in zijn voegen doen kraken.

Drie spraakmakende boeken springen eruit bij de opkomst van de hernieuwde radicale maatschappijkritiek. Thomas Piketty vestigde de aandacht op de enorme vermogensverschillen in zijn Kapitaal in de 21ste eeuw, met een indrukwekkende feitelijke onderbouwing. Kate Raworth schreef met haar Donuteconomie een systematische en overtuigende kritiek op economische modellen die uitgaan van groei, een moderne follow-up van Grenzen aan de groei van de Club van Rome en de PPR-publicatie uit dezelfde tijd Grenzen aan de groei. Noreena Hertz liet in De eenzame eeuw, het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt zien hoe het kapitalisme van nu en het neoliberale denken het sociale weefsel van onze maatschappij kapot maakt. Zowel Piketty, Raworth als Hertz doen in hun werk ook politieke voorstellen om de negatieve trends te keren,.

Er zijn al met al meer dan genoeg redenen om anti-kapitalist te zijn en te blijven. De Amerikaanse marxistische socioloog Erik Olin Wright (1947-2019) definieert in zijn zwanenzang How to be an Anti-capitalist in the 21st Century het kapitalisme op klassieke wijze als een systeem met een markteconomie op basis van privébezit  van de productiemiddelen. Klassiek, maar belangrijk,  omdat het laatste vaak niet expliciet wordt benoemd. In zijn reactie Een verzorgingsstaat voor het kapitaal op Maatoug en Rodenburg zei Wijnand Duijvendak terecht dat het erom gaat de macht van het kapitaal aan te tasten. Olin Wright bepleit het systeem aan te vechten vanuit centrale waarden, voortbordurend op het befaamde trio vrijheid/gelijkheid/broederschap van de Franse revolutie.

- Gelijkheid/eerlijkheid:
gelijke toegang tot de sociale en materiële middelen die nodig zijn voor een fijn leven, inclusief klimaatrechtvaardigheid voor de huidige en toekomstige generaties;
- Vrijheid en democratie
individueel (privésfeer) en collectief (openbare sfeer) zelfbeschikkingsrecht;
- Gemeenschap en solidariteit:
wederzijdse alledaagse hulp van burgers en collectieve actie om een doel te bereiken – opmerkelijk is dat Olin Wright hier dus geen tegenstelling ziet tussen gemeenschap en solidariteit, zoals in veel gevallen wel gebeurt, zeker ook binnen GroenLinks.

Olin Wright plaatst deze set van waarden in het middelpunt van een strategie om het kapitalisme te eroderen. Daarmee overstijgt hij de klassieke historische tegenstelling binnen de socialistische beweging tussen revolutie en reformisme. 

De revolutionaire stroming was uit op de vernietiging van het kapitalisme. We weten hoe de historische pogingen daartoe zijn uitgelopen op dictaturen. Ook een intelligente verdediger van het idee van revolutie als de briljante historicus Enzo Traverso benadrukt in zijn laatste boek Revolution, an intellectual history dat de revolutionairen nauwelijks een idee hadden van politiek en bestuur. Zij hadden het over het afsterven van de staat, het bestuur van dingen door administatiekantoren en statistische bureaus. De dictatuur van het proletariaat leidde niet tot een klassenloze maatschappij, maar tot een politieke dictatuur en een mislukte inefficiënte en bureaucratische planeconomie. Hedendaagse denkers die zich op deze revolutionaire stroming blijven beroepen komen niet veel verder dan een radicaal anti-kapitalisme, zonder een uitgewerkt idee van hoe een andere maatschappij eruit zou kunnen zien.

De reformistische stroming van het begin van de twintigste eeuw was wel degelijk uit op het afschaffen van het kapitalisme, maar ging ervan uit dat de groei van arbeidersklasse, vakbonden en sociaal-democratie vanzelf tot socialisme zouden leiden; een echte strategie over hoe dat proces eruit zou zien ontbrak. Daarom mislukte in 1918 in ons land de revolutie van Troelstra, een revolutie die werd uitgeroepen zonder idee over hoe de macht daadwerkelijk in handen te kunnen krijgen (ii). Dit reformisme werd in de loop van de twintigste eeuw meer en meer een beweging om de scherpe kantjes van het kapitalisme af te slijpen en leidde tot de verzorgingsstaat van na de Tweede Wereldoorlog; totdat eind jaren zeventig die arrangementen op hun grenzen stoten, het neoliberalisme opkwam als ideologie, de Muur viel en alle ideologische veren uiteindelijk werden afgeschud en de sociaal-democratie in veel Europese landen zijn traditionele basis in de witte arbeidersklasse verloor.

Olin Wright stelt tegenover de klassieke tegenstelling revolutie-reformisme een strategie die op vier pijlers berust:

- Ontmantelen
denk aan het in gemeenschapshanden houden en terugbrengen van belangrijke sectoren, zoals publieke banken en nutsbedrijven; het democratiseren van bedrijven; een kwalitatief hoogwaardige publieke sector. Daarbij hoort ook de transitie naar een circulaire economie, van wat Kate Raworth noemt: van degeneratieve naar regeneratieve economie.
Temmen:
bijvoorbeeld het inperken van de macht van de financiële en techsector, gelijke rechten voor buitenlandse arbeiders, herverdelen van inkomen en vermogen door een progressief belastingsysteem, maximeren van inkomensverschillen.
- Verzetten: 
van klassieke stakingen tot bewegingen als die van de slachtoffers van het toeslagenschandaal, de protesten tegen de woningnood, Extinction Rebellion en Black Lives Matter.
- Ontvluchten:
denk aan coöperatieve bedrijven en gebruik van het geweldige democratische potentieel van het digitale tijdperk.

Ontmantelen en temmen vereisen politieke actie van boven, verzet en ontvluchten maatschappelijke activiteiten van onderaf. 

`De combinatie van de vier pijlers in een strategie wordt gedragen door verschillende bewegingen met verschillende achtergronden, samenstellingen en identiteiten, van klassieke arbeidersbeweging tot vrouwenbeweging, milieubeweging etc. Het startpunt is geen eenzijdige oriëntatie op de arbeidersklasse, maar een samenspel van identiteiten, belangen en waarden. Deze niet-eendimensionale benadering lijkt op het pleidooi voor een links populisme (vloeken in de kerk voor veel GroenLinksers) van de Belgische politicologe Chantal Mouffe in haar boek Left-Wing Populism.  Voor Olin Wright leidt het implementeren van deze strategie tot een maatschappij die hij karakteriseert als democratisch socialisme..

Wat opvalt is de veel bredere opvatting van beweging dan degene die binnen GroenLinks wordt gehanteerd. Jesse Klaver spreekt steeds over GroenLinks als beweging, maar dat is meer wishful thinking dan realiteit. GroenLinks is op dit moment vooral een moderne kiesvereniging, een partij zonder levendige interne democratie en discussie, waarbij de band met sympathiserende maatschappelijke bewegingen zwak is (zie ook de diverse analyses van het verlies bij Kamerverkiezingen). Een partij kan social media gebruiken en meet-ups organiseren en langs de deuren gaan, maar daarmee ben je nog geen bredere beweging, zoals de grassroots-beweging van Bernie Sanders dat wel was. Het opbouwen van permanente contacten en een strategisch bondgenootschap met sociale bewegingen zou een topprioriteit van GL in de komende periode moeten zijn, net als het revitaliseren van de partijdemocratie en het uitvoeren van de GroenLinks-publicatie Agenda voor een democratische cultuur uit 2002. In mijn ogen een van de belangrijkste publicaties uit de geschiedenis van GroenLinks, omdat er niet eenzijdig wordt ingegaan op politiek onder de Haagse kaasstolp, maar op democratisering op alle niveaus van de maatschappij. Als GroenLinks iets heeft laten liggen sinds de opkomst van het Nederlandse populisme in 2002, dan is het een overtuigend en krachtig verhaal voor democratisering in het openbaar bestuur en in de samenleving.

Om voorbij het kapitalisme te komen is zal GroenLinks bovendien twee belangrijke feiten onder ogen moeten zien: GroenLinks kan het niet alleen doen en we kunnen het niet alleen in Nederland voor elkaar krijgen. Echt investeren in samenwerking met andere linkse partijen is nodig om massa te maken. En een gezamenlijke agenda opbouwen met radicaal-linkse partijen en sociale bewegingen in Europa en andere werelddelen moet onderdeel zijn van een strategische agenda. Voor die nationale en internationale samenwerking geldt dat deze niet alleen op parlementair niveau moet plaatsvinden, maar ook en vooral in de maatschappij.

Links in Nederland moet durven kiezen voor een assertief anti-kapitalistisch, ecologisch en participatief verhaal, een verhaal dat mensen kan enthousiasmeren en vertrouwen kan geven, een verhaal waarop ook “afgehaakt Nederland” kan aanhaken, een verhaal dat de dominantie van het rechtse denken in Nederland echt uitdaagt. Kiezen voor zo’n verhaal in de linkerbovenhoek betekent dat we een perspectief hebben op een maatschappij die we dan misschien met enige bescheidenheid het beste post-kapitalistisch kunnen noemen, het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk voorbij het kapitalisme. Of zoals de Rotterdamse hoogleraar Irene van Staveren haar bijdrage aan de discussie eindigt: “Voorbij het economisme? Nee, voorbij het kapitalisme!”.

Wim Bot, 9 april 2022

Beleidsadviseur Fietsersbond
Raadslid GroenLinks 1994-2008
Historicus

Met dank aan Hans de Beer, Leo Platvoet en de vorige drie directeuren van de Fietsersbond (Bernhard Ensink, Hugo van der Steenhoven en Saskia Kluit).







Die PSP-brochure was op zijn beurt sterk beïnvloed door de baanbrekende studie The Economics of Feasible Socialism van Alec Nove.
ii 
Zie het boek De revolutie die niet doorging van Rob Hartmans.

donderdag 9 juni 2022

Een initiatiefnota, 10 miljoen euro en het toeval. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 17

Op 3 december 2008 diende Lia Roefs van de PvdA in de Tweede Kamer het volgende amendement in bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat: “Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Zojuist heb ik samen met de heer Koopmans nog een amendement ingediend waarin wij 20 mln. vrijmaken voor investeringen in de infrastructuur voor de fiets, 10 mln. voor het realiseren van fietsroutes voor woon-werkverkeer tussen Arnhem en Nijmegen en tussen Leiden en Den Haag, en 10 mln. voor de uitvoering van de aanbevelingen uit de initiatiefnota over het fietsbeleid van de heer Atsma”.

Hoe was dat zo gekomen? In 2008 was ik begonnen als lobbyist bij de Fietsersbond. Directeur Hugo van der Steenhoven, oud-Kamerlid voor GroenLinks en kennis van me uit het Utrechtse politieke wereldje in de jaren zeventig, had me daarvoor gepolst. Voor mij was het een uitgelezen kans na de vele jaren in de Delftse gemeenteraad.

Hugo van der Steenhoven bij crashtest TNO Helmond, maart 2010. Draaide om ontwikkeling airbag op voorruit auto's ter bescherming van fietsers.

Een van de eerste grote zaken waar ik mee aan de slag kon was het meedenken en meewerken aan een initiatiefnota van het in 2008 aangetreden CDA-Kamerlid Joop Atsma. Als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Wielrenunie wou Atsma graag de fiets hoger op de Haagse agenda krijgen. Hij riep de hulp in van organisaties in de fietswereld: met name van de Fietsersbond en de fietsafdelingen van de brancheorganisaties Rai Vereniging en BOVAG. Samen met Cees Boutens van de RAI Vereniging en Lilian van Zandbrink van de BOVAG werkten we hard aan het samen met Atsma opstellen van een nota. Aan onze kant dachten ook Hugo en Miriam van Bree mee. De initiatiefnota Fietsen in Nederland, een tandje erbij verscheen in november 2008 en bevatte een stand van zaken en maar liefst 45 concrete aanbevelingen.

Nadat de nota in december 2008 genoemd werd bij de behandeling van de begrotingsbehandeling stond hij anderhalf jaar lang volop in de politieke belangstelling. Kamerleden stelden honderd vragen over de inhoud, die Atsma samen met ons beantwoordde. Er kwam een succesvolle hoorzitting in de Tweede Kamercommissie op 9 september 2009. Minister Camiel Eurlings (CDA, meer dan zichtbaar) en staatssecretaris Tineke Huizinga (ChristenUnie, onzichtbaar) reageerden welwillend op de nota, Eurlings ging op 12 mei 2010 in op alle concrete aanbevelingen. Er kwam een algemeen overleg in de commissie op 23 juni 2010, waarbij ik samen met Hugo, Cees Boutens en Ruud Thijssen van BOVAG vanachter de tafel de ondersteuning van Atsma mocht verzorgen. Cees refereerde daar vorig jaar bij zijn afscheid nog aan als een ook voor hem als ervaren public-affairsman bijzonder moment. Het proces eindigde in op 1 juli 2020 met een plenaire behandeling en het aannemen van zes moties. Een daarvan werd ingediend door Sander de Rouwe (CDA), Sharon Dijksma (PvdA, zie ook aflevering 10 van deze reeks herinneringen) en Kees Verhoeven (D66) en nam de aanbevelingen uit de nota-Atsma over. Dat was net als het amendement Roefs-Koopmans duidelijk afgestemd binnen de coalitie van CDA-VVD-D66-ChristenUnie. Enkele verdergaande moties van Ineke van Gent van GroenLinks werden helaas verworpen.




De Rouwe, Roefs, Dijksma, Van Gent en Farshad Bashir (SP) waren de Kamerleden waar wij als Fietsersbond het meest contact mee hadden in deze periode, D66 bleef wat achter - tot in de volgende periode Stientje van Veldhoven woordvoerster werd en zich ontpopte als fietsvriendin. Aan Ineke van Gent overhandigde de Fietsersbond in haar hoedanigheid als burgemeester van Schiermonnikoog vorige week nog de prijs voor de beste fietsgemeente.


Het initiatief van Atsma was de eerste grotere poging om het fietsen hoger op de nationale agenda te krijgen, een poging gevolgd door andere - zoals die van Rijksadviseur Rients Dijkstra en die van de Kamerleden Paulus Jansen (SP), De Rouwe en Barshir, waar ik als adviseur ook bij betrokken was. Een weerbarstig proces dat ondanks het verschijnen van het Nationaal Toekomstbeeld Fiets in 2021 nog steeds niet is afgerond door politieke en ambtelijke complicaties.

De snelfietsroute Arhem-Nijmegen (RijnWaalPad) kwam er op initiatief van de lokale Fietsersbonders en de vijf miljoen van het Kameramendement. Het is een van de meest geslaagde voorbeelden van een snelfietsroute.

Blijft de vraag hoe het amendement van Roefs en Koopmans (inderdaad, de latere onderkoning van Limburg) waarmee ik deze herinnering begon tot stand was gekomen. Ik volgde en volg altijd de gehele begrotingsbehandeling en had ook in 2008 twee dagen op de tribune gezeten, samen met een handjevol andere lobbyisten, luisterend naar de voorspelbare debatten over rekeningrijden en “het kastje van Camiel”. In onze lobby hadden we in algemene termen aangedrongen op budget voor de uitvoering van de nota-Atsma en in het bijzonder voor een impuls voor het nieuwe fenomeen van snelfietsroutes, waar wij als Fietsersbond via Hugo van aan de wieg stonden. Om een uur of elf ’s avonds kwam er een sms-je van Lia Roefs: aan welke twee concrete routes zouden jullie tien miljoen euro willen toekennen? Ik liep de zaal uit, belde Hugo en die zei: doe maar Den Haag-Leiden en Arnhem-Nijmegen. Ik sms-te Lia terug en zo kwamen beide routes in het amendement terecht, dat ook werd aangenomen. Toeval, zeker, maar je kunt het toeval een handje helpen door op het juiste moment op de juiste plaats te zijn.