zondag 13 februari 2022

Autoluw Delft en superieur politiek leiderschap. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 7

Op 12 april 1994 ontving ik als nieuw gemeenteraadslid van GroenLinks de vroedschapspenning van de gemeente Delft uit handen van burgemeester Van Walsum : “Deze penning is van buitengewoon groot gewicht en daar zijn allerlei rechten aan verbonden. Ik wil er slechts twee noemen. Ingeval van strijd en oproer met de buurgemeenten mag u uw toevlucht zoeken in de versterkte toren van het stadhuis. Als u last hebt van een varken op de rijweg, kunt u altijd de hulp van de politie inroepen om dat te verwijderen. Bij herhaalde problemen mag u het varken zelfs mee naar huis nemen en slachten”. Tot eind 2008 zou ik in de raad blijven en deze voorrechten genieten, waarvan negen jaar als fractievoorzitter.

De Delftse Markt en het stadhuis anno nu (foto: Audry van Vulpen)



De vroedschapspenning


Ik kwam in 1994 als nummer vier op de lijst, ik woonde pas sinds de zomer van 1993 in de stad. De zittende raadsfractie had ruzie gekregen met wethouder Corina Heuvelman en keerde niet terug. Bij de verkiezingen behielden we onze vier zetels, maar heel snel werd duidelijk dat we niet in het nieuwe college van B&W zouden terugkeren. Nog los van de positie van Corina: onze nieuwe fractie was onbekend en dus onbemind. Tot mijn verbazing liet de PvdA bij monde van Riny van der Bie (later burgemeester van Moordrecht) weten dat de sociaal-democraten niet in het college wilden zonder GroenLinks. Dat was een mooie les, om niet te zeggen ontgroening, in collegevorming en besluitvorming daarover achter de schermen. Een bewijs ook van het strategische plaatselijke bondgenootschap tussen PvdA en GroenLinks (en voorloper Links Delft), al begonnen in de jaren tachtig en voortdurend tot vandaag.

De Delftse gemeenteraad 1994-1998


Delft kreeg een rechts college, dat we de jaren daarop flink konden bekritiseren vanwege bezuinigingen op de buurthuizen en te weinig tempo in het autoluw maken van de binnenstad. Of, zoals onze fractievoorzitter Rik Grashoff het noemde, dat ging als “een slak die afremt in de bocht”. Ik hield me vooral bezig met de slecht functionerende sociale dienst, waar zo’n achthonderd aanvragen voor bijzonder bijstand letterlijk als lijken in de kast lagen te vergaan. Daardoor kwamen we tegenover wethouder Wim van Leeuwen en directeur Joke de Vries te staan.

Onze Delftse GroenLinks-fractie 1994-1998: Roel Dik (afdelingsbestuur, Wim Bot, Jurjen Oosterhuis (fractiemedewerker), Jacqueline Schoone (raadlid), Corina Heuvelman (raadslid), Ingrid Lips (commmissielid), Rik Grashoff (toen raadslid(, Marjoke Turkenburg (commissielid), Jan Breukelaar (idem)


Bij de verkiezingen in 1998 haalden wij opnieuw vier zetels, de PvdA ging van zeven naar tien zetels en nam het voortouw in de formatie aan de hand van Jan Torenstra, een authentieke sociaal-democraat die op de veiling had gewerkt en in het buurtwerk. VVD en CDA wilden samen in het college komen, maar PvdA en GroenLinks wilden geen rechts blok en hadden vanwege de tamelijk autoritaire stijl van VVD-wethouder Boelens een voorkeur voor het CDA. Toen we er niet uit kwamen haalde Torenstra geniaal een konijn uit de hoge hoed: hij creƫerde een meerderheid door de studentenpartij STIP (twee zetels) als coalitiepartij te betrekken, een variant die werkelijk niemand had voorzien. Op verzoek van GroenLinks kwam er met het CDA nog een lijmpoging onder leiding van plaatselijke coryfee Klaas de Vries, maar dat hielp niet meer; het CDA wou alleen zonder de studentenpartij en dat was inmiddels een gepasseerd station.

Er kwam dus tot groot ongenoegen van VVD en CDA een progressief college van PvdA, GroenLinks, D66 en STIP. Een college met 19 stemmen in een raad van 37 leden, de krapst mogelijke meerderheid…. In de installatievergadering van de nieuwe raad debuteerde ik als fractievoorzitter en citeerde ik Macchiavelli om aan te geven waarom we niet opnieuw een zwak rechts college konden hebben: 'Na een voortreffelijke vorst kan een zwakke vorst zich nog handhaven; maar als er na een zwakke vorst weer een zwakke komt, is geen enkel rijk daartegen bestand'.

We kregen een college dat echt iets voor elkaar wilde krijgen, onder leiding van de zeer bekwame burgemeester Hein van Oorschot. Een college dat echt als eenheid opereerde, ondanks grote verschillen in bestuursstijl tussen de wethouders. Een college dat tegenover de ambtenaren zei: we willen niet horen waarom iets niet kan, we willen horen hoe het wel kan. 

Torenstra was visueel gehandicapt, beperkte zich tot de hoofdlijnen met samenvattingen van nota’s in grote letters en ging elke maandag de stad in. Grashoff en PvdA’er Dick Rensen waren inhoudelijk gedreven en stonden bekend als de Hubo-wethouders, doe-het-zelvers die berekeningen van de ambtenaren op de achterkant van een sigarendoosje overdeden. Meine Oosten van D66 beheerde de financiĆ«n, niet als een strenge rekenmeester maar als iemand die dingen mogelijk wilde maken voor zijn collega’s. Astrid Janssen van STIP moest het vak leren met vallen en opstaan, zij is inmiddels overigens wethouder voor GroenLinks in Amersfoort. Als fractievoorzitter overlegde ik veelvuldig met Rik Grashoff, vanwege de kleine meerderheid mochten er geen kikkers uit de kruiwagen springen. Dat lukte overigens heel goed, gedurende die vier jaar heeft die coalitie nooit op springen gestaan, al hadden we soms stevige discussies, bijvoorbeeld over problemen in de kinderopvang.

Het Delftse college van 1998-2002


Inhoudelijk de voornaamste wapenfeit was het realiseren van de autoluwe binnenstad. Delft kende al heel lang een verkeerscirculatieplan en was de eerste Nederlandse gemeente die een samenhangend fietsnetwerk had ontwikkeld. Er was bijna geen doorgaand verkeer door de binnenstad, maar er was wel veel bezoekersparkeren, op de grachten, maar ook op een deel van de door stadhuis en Nieuwe Kerk geflankeerde, schitterende Markt.

Rik was zo verstandig om de discussie te concentreren op de kwaliteit van de binnenstad. Het startschot was een grote conferentie in de aula van de Technische Universiteit, waar een paar honderd mensen meepraatten over een goede balans tussen wonen, werken en ontspannen. Het idee van een autoluwe binnenstad kreeg steun van veel belangrijke stakeholders, ook omdat het concept uitging van opvang van bezoekersparkeren in garages net buiten de compacte binnenstad. Ook de Kamer van Koophandel en de ondernemersvereniging konden zich in die benadering vinden. De combinatie van bezoekersgarages en autoluwe binnenstad wordt overigens door Ingrid van der Vlis in haar stadsgeschiedenis Vooruit met veel verleden onvoldoende gelegd.

In de periode tot aan de nieuwe verkiezingen leidden de plannen tot veel discussie en oppositie. De rechtse partijen vonden ze te ver gaan, de VVD kwam met het oude en kansloze plan van een garage onder de Markt, een deel van de winkeliers vreesde enorm omzetverlies, bewoners vroegen zich af of er wel genoeg parkeerplekken langs de grachten voor bewoners zouden zijn. Binnen GroenLinks kwam er nota bene oppositie van een stel (waaronder de zoon van oud-Kamerlid Cathy Ubels van de Evangelische Volkspartij) dat bij een van de nieuwe parkeergarages woonde, daar overlast vreesde en daarom tegen het verbieden van autoparkeren op de Markt was; nimby-gedrag in optima forma. Rik kon de straat niet meer opgaan zonder aangesproken te worden. En bijzonder: er was ook vanuit onze eigen achterban tot mijn teleurstelling opvallend weinig actieve steun, terwijl de tegenstanders de messen slepen.

De autoluwe Markt nu (foto: Audry van Vulpen)


Rik Grashoff toonde zijn leiderschap door geduldig op alle argumenten in te gaan, plannen op onderdelen bij te stellen en koersvast te blijven op het hoofddoel. Ik herinner me een cruciaal moment: een spannend fractieweekend in een Delfts buurthuis, waarop we ons als fractie hardop afvroegen of er nog wel genoeg draagvlak was om de plannen onverkort door te kunnen zetten. Rik wees die twijfels gedecideerd van de hand en wist ons te overtuigen. We haalden opnieuw vier zetels, Torenstra haalde de VVD als extra partij het college in en in de volgende periode kon Rik zijn plan afmaken. De Markt werd uiteindelijk autovrij en schitterend ingericht. Het verzet tegen autoluw verstomde en nu is er niemand meer die het principe ter discussie stelt. De kans is groot dat de autoluwe binnenstad er zonder het politiek leiderschap van de bovenste plank van Rik niet gekomen was.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten