1 Mei 2019: in een volle Geertekerk in Utrecht, zo’n beetje tegenover mijn werkplek bij de Fietsersbond, nemen we afscheid van Ben Sanders. Ben overleed op 64-jarige leeftijd, na complicaties vanwege een operatie. Tijdens de bijeenkomst klinken O’Caroline met de ijle, breekbare stem van Robert Wyatt en het zwoele en jazzy Hey Nineteen van Steely Dan, nummers waar ik net als Ben dol op was in de tijd dat we bevriend waren. Bens broer Raymond memoreert dat Ben in de tweede helft van de jaren zeventig voor hem en de familie moeilijk bereikbaar was, omdat Ben toen in een parallel universum leefde. En van dat parallelle universum maakte ook ik deel uit.
Ben studeerde medicijnen en was de onbetwiste leider van de studentenorganisatie MSFU, onderdeel van de studentenvakbond USF. Op de een of andere manier was die club bij medicijnen in zeer links vaarwater gekomen. Ik studeerde sinds 1975 geschiedenis en met een groepje gelijkgezinden vormden we een “linkse stroming” binnen de USF-organisatie UHSK.
De studentenvakbond USF werd in deze periode sterk gedomineerd door de Communistische Partij Nederland. Bij geschiedenis was Geert van der Kolk een zeer rechtlijnige voorman, hij werd later romanschrijver. Andere UHSK’ers die bekend zijn geworden waren Hans Wansink, Maarten Prak en Lex Heerman van Voss De nadruk van de USF lag erg op een klassieke vakbondsstrategie: meer geld voor onderwijs en onderzoek. Op faculteitsniveau was er zo een bondgenootschap mogelijk met de staf, die (zoals Maarten van Rossum) bij geschiedenis meer op de PvdA was georiënteerd. Nu moeilijk voor te stellen, maar in de studentenwereld van die tijd waren naast CPN’ers ook PSP, anarchisten, maoïsten en trotskisten actief. Wie niet links was hoorde er niet echt bij, daar kwam het op neer. Demonstraties, acties en bezettingen van de USF waren aan de orde van de dag.
De geschiedenisgroep: links ik, daarnaast Carla Wijers, Günther Barten, Janne van Malenstein, Bas Streef, vooraan Johan Blom |
Ben en ik vonden met onze groepen dat de studentenvakbond meer principieel tegen de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs stelling moest nemen en meer moest ingaan op de inhoud van het onderwijs. We kregen contact met soortgelijke groepen bij sociologie en psychologie en met de eerdere stroming van de socialistische bonden, in Utrecht georganiseerd in het Stedelijk Overleg en politiek beïnvloed door de onafhankelijke organisatie Rood Front Utrecht. Ontelbaar waren de bijeenkomsten op het kantoortje van de MSFU aan de Catharijnesingel, net als de (wekelijkse…) feesten in de werfkelder van de Catacomben aan de Oude Gracht. Uiteindelijk leidde al dat vergaderen en nadenken tot de oprichting van het Links Platform als linkse stroming in de USF en publiceerden we een lijvige (33 kantjes) tekst.
De USF-meerderheid was daar niet altijd blij mee. In nachtelijke sessies in café Het Pandje aan de Nobelstraat van de onvergetelijke barkeeper Cor en zijn vrouw Gerrie werd er heel wat afgediscussieerd, vooral met theologiestudent en USF-voorzitter Ab Harrewijn. Tegen Ab Harrewar, zoals we hem toen spottend noemden, zeiden we dat theologie geen wetenschap was en dat elk jaar studieduur ervan een jaar te veel was. Ab hapte dan onmiddellijk en ging zich dan opgewonden verdedigen. Zonder dollen : Aan Ab kon eigenlijk niemand een hekel hebben, zijn hart zat op de juiste plaats. Later, veel later kwam ik hem tegen toen hij bij de Delftse afdeling van GroenLinks kwam uitleggen dat we de oorlog tegen Servië moesten steunen. Net als Ben is Ab veel te vroeg overleden.
Ben ik en ik werden door mensen als Kees Huijsmans, Marcel van der Linden en Bas Streef politiek meer en meer aangetrokken door het trotskisme van de Vierde Internationale en voorman Ernest Mandel. Na een jaar van sympathisantschap sloten we ons in 1977 als lid aan bij de Internationale Kommunistenbond. Nu mochten we de interne bulletins lezen, Ben ik zaten op zijn kamer aan de Daalsedijk en bij mij aan het Veemarktplein urenlang de verhitte internationale discussies over het al dan niet steunen van de guerillastrijd in Latijns-Amerika te lezen.
Ons parallelle universum bestond uit vergaderen, discussiëren, schrijven, stencillen , actievoeren en lezen, afgewisseld – dat wel - met feesten en muziek. Voor andere zaken bleef weinig tijd over, zelfs mijn bezoek aan en belangstelling voor Feyenoord begon af te nemen. Ben nam in deze periode ook het besluit om in het zicht van de haven te stoppen met de studie medicijnen om ook geschiedenis te gaan studeren, hetgeen hem door zijn familie niet in dank werd afgenomen.
De hyperactiviteit was niet eeuwig vol te houden, zoals ik in aflevering 14 beschreef ontstond er een “crisis van het militantisme” en een oppositietendens binnen de IKB. Ben en ik maakten daar deel van uit, maar Ben hield het met een paar andere makkers zoals Steven van Slageren eerder voor gezien dan ik. Politiek actief werd hij daarna niet meer, behalve in het AFKU (Anti-Fascisme Komitee Utrecht).
Onze vriendschap begon daardoor snel te verwateren, zonder dat we ruzie hadden. Zonder de vergaderingen zagen we elkaar niet veel meer en praten over de breuk met een politieke stroming waar je ziel en zaligheid in hebt gestoken is moeilijk en ongemakkelijk, dat is me keer op keer gebleken en heb ik later ook zelf ondervonden. De wereld van het linkse activisme uit die tijd is ook een verhaal van verloren vriendschappen.
In het midden Ben, tijdens afstudeerfeest van mij en anderen in 1982 |
Ben bleef tot aan het einde een gulzige lezer, een muziekliefhebber, bourgondiër en dol op realistische historische oorlogsspelen – een guilty pleasure van meer radicale linksen. Hij werd uiteindelijk docent geschiedenis en daarna rector van een scholengemeenschap in Wageningen. Niet verbazingwekkend, want met zijn imposante verschijning en gedecideerde houding was hij een geboren leider. Ernstige gezondheidsproblemen deden hem helaas veel te vroeg de das om in dit niet-parallelle universum.
Natuurlijk zijn mijn herinneringen niet hetzelfde. In het jaar dat ik in het USF-bestuur zat (Geert van der Kolk was voorzitter) speelden IKB’ers (Marcel van der Linden, Wim Bot) wel een rol binnen de USF, maar die was vooral beperkt tot de Grondraadsvergaderingen (officieel het ‘parlement’ van de USF). Ik was lid van de PvdA, alle andere bestuursleden waren lid van de CPN. Wat Geert namens ons in zijn speech ging zeggen, mocht ik vooraf niet weten. Gelukkig wist je de inhoud, als je de dag ervoor het commentaar in De Waarheid had gelezen.
BeantwoordenVerwijderenMet die paar IKB’ers kon je een normaal gesprek voeren. De CPN’ers waren meestal best aardig, maar ze moesten zich altijd strak aan de partijlijn houden, waardoor ze nooit eens vrijuit konden spreken. De uitzondering was Ab Harrewijn, die ook vertelde, hoe het er intern bij de CPN aan toeging. Het was het echtpaar Ton van Hoek/Ina Brouwer, bij wie ze zich moesten verantwoorden, en van wie ze de partijlijn hoorden (‘democratisch centralisme’).
De Socialistische Bonden speelden in mijn bestuursjaar alleen op faculteitsniveau een rol (sociologie). Maoïsten moesten niets van studentenpolitiek hebben. Die kwam je, vooral in de vorm van de stalinistisch/maoïstische SP, tegen als je lid was van een wijkcomité. De SP bestreed in Utrecht vooral de CPN en voerde actie tegen de Milieubelasting (lees rioolbelasting). Sommige actieve USF’ers waren PSP’er. En je had dus (linkse) PvdA’ers zoals ondergetekende. PvdA’ers als Maarten van Rossum en Wouter Koning hadden de USF gepolitiseerd. Op faculteitsniveau waren PvdA’ers actief, en Giep Hagoort en ik zaten ooit in het USF-bestuur. Binnen de ASVA waren meer PvdA’ers actief (zoals Walter Etty).
Voor mij was dat USF-bestuur één grote cultuurshock. Die CPN’ers kwamen vooral uit kleinburgerlijke milieus uit provinciesteden (Geert van der Kolk heeft daarover geschreven). Of hun vaders waren burgermeester, hoogleraar, ARP-voorzitter, directeur van de RVD. En soms waren ze van adel. Je had natuurlijk jonkheer Govert de Lussanet de la Sablonière en jonkheer Von Bönninghausen tot Herinkhave. Die laatste pakte mij eens beet, en snauwde naar mij, dat ik als sociaaldemocraat niet wist hoe de arbeidersklasse leefde. Ik vertelde hem, dat ik was opgegroeid in een kleine Rotterdamse bovenwoning (gedeelde trap, geen douche, pas laat een kleine keukengeiser voor warm water), waar we met zijn achten woonden. Mijn plat Rotterdams pratende vader sorteerde in ploegendienst post. Ik heb ze maar nooit verteld, dat hij Ernst Thälmann had ontmoet. Dat was begin 1943 in de gevangenis van Hannover, waar mijn apolitieke vader zat voordat hij wegens vermeende sabotage ter dood werd veroordeeld: hij had als dwangarbeider koeken uit veldpost gejat.
Beste Theo, bedankt voor je reactie, die ik nu pas zie. Een mooie aanvulling en schets van de CPN-cultuur van die tijd. Het is nu niet meer voor te stellen hoe groot die invloed was op een aantal faculteiten, waaronder geschiedenis,
Verwijderen