woensdag 12 oktober 2022

Ome Fred en het Feyenoord-gevoel

Met Lourdes aan de Maas schreven de Feyenoord-watchers Michiel van Egmond en Martijn Krabbendam een prachtig boek over de allermooiste club van de wereld. Een boek over de waanzinnige vreugde en verdriet die Feyenoorders met elkaar kunnen beleven, over elkaar naar het leven staande mensen en groepen, over de loden last van het succes in het verleden en over dat ondefinieerbare Feyenoord-gevoel.

Dat alles tegen de achtergrond van het onvergetelijke afgelopen seizoen, waarin de club onder leiding van de nieuwe coach Arne Slot alle negativiteit achter zich leek te laten, mooi aanvallend voetbal ging spelen met een superleuke spelersgroep en de finale van de Conference League wist te halen na een serie adembenemende wedstrijden. Een seizoen dat voor mij eindigde met tranen van trots en verdriet in de Kuip, waar ik met 50.000 andere supporters op een scherm keek naar de verloren finale tegen AS Roma.


Boven alles is Lourdes aan de Maas ook een semi-biografie van oer-Feyenoorder Fred Blankemeijer, overleden in 2010; Ome Fred was een heel lang leven verbonden aan de club als speler en bestuurder, een wandelend archief en gezegend met een onwaarschijnlijk gevoel voor humor. Lourdes aan de Maas staat vol met prachtige one-liners van Blankemeijer, het hoogtepunt zijn alle scenes met Willem van Hanegem. 

Ik kreeg met Ome Fred te maken toen ik ging schrijven voor de serie Feyenoord Compleet van Uitgeverij Waanders. Mede-supporters Paul Groenendijk en Jan Oudenaarden, Siebrand Krul van de uitgeverij en Ome Fred vormden de redactie van de serie en ik werd hofleverancier. Er verschenen van 1995 tot 1997 45 prachtig geïllustreerde delen en van 20 daarvan schreef ik het titelverhaal. Ome Fred gaf heel precies commentaar op de concepten en vulde ze aan. Bijvoorbeeld over een schreeuwende ruzie tussen bestuurders van Feyenoord en Twente op station Enschede over de transfer van rechtsbuiten Paja Samardzic. 



Een paar keer gingen we eten met de groep en leerde ik die onvervalste Rotterdamse humor kennen, waar anekdotes over spelers steeds werden gelardeerd met het uitroepen van "God in de hemel". Dat kon gaan over het blijkbaar ongekend grote geslacht van mijn Zwijndrechtse plaatsgenoot en Hongaarse playboy Attila Ladinsky tot en met de matige mentaliteit van spelers uit Volendam ("Ach, een Volendammer hè..").

Ik ben er wel trots op dat Ome Fred mijn werk voor de serie erg kon waarderen. Siebrand Krul schreef: "Met name Fred Blankemeijer blijft zich verbazen: in het woelige mediageweld waarin hij zich nu decennia staande houdt, is een figuur met kennis van zaken, betrouwbaar, met toewijding werkend maar zonder enig effectbejag, voor hem blijkbaar een rariteit". Mijn opleiding als historicus was me zowel bij de research als bij het schrijven erg van pas gekomen, dat is een ding dat zeker is.


Buitenstaanders zullen misschien met verbazing lezen over dat gebruik van Ome. In Rotterdam en bij Feyenoord is het gebruikelijk om oudere bekenden met Ome aan te spreken. Bij Feyenoord hebben we nu nog altijd Ome Gerard (Meijer), de vroegere verzorger en nu ambassadeur van de club. Het Feyenoord-gevoel: dat is voor mij ook dat Ome Fred en Ome Gerard aanvoelen als familieleden, als echte ooms.

Lourdes aan de Maas. Feyenoord volgens Michel van Egmond en Martijn Krabbendam. Inside, 21.99 euro.


vrijdag 29 juli 2022

Een halve eeuw politieke herinneringen. De afleveringen in chronologische volgorde

27) Ons Huis in Gent: een socialistisch monument; weemoed, verlangen en hoop: Ons Huis in Gent

26) Een bijzondere reis naar Mamelodi (vervolg op herinnering 22): Reis naar Mamelodi

25) Aanvulling 3: Ervaringen met het Europees Parlement in zeven episodes: Europa (7x)

24) Aanvulling 2: Literatuur, politiek en revolutie in Frankrijk (Ernaux, Eribon, Louis) : Ernaux, Eribon, Louis

23) Aanvulling 1: links verleden Zwijndrecht: Links verleden Zwijndrecht

22) Herinnering 22: 1994-heden: band vanuit Delft met Zuidafrikaanse township Mamelodi, rol Corina Heuvelman.


De 21 herinneringen die ik van januari tot half juli 2022 publiceerde op dit blog gingen zigzag door een halve eeuw politieke herinneringen. Hieronder volgen ze in de juiste chronologische volgorde. Ik heb met veel plezier gewerkt aan de afleveringen. Reacties, aanvullingen en opmerkingen zijn welkom (w.bot@fietsersbond.nl).


1) Herinnering 6: 1974, oprichting PPR Zwijndrecht

2) Herinnering 16: 1975-1977, Utrechtse studentenbeweging, Ben Sanders, aangetrokken tot IKB

3) Herinnering 20: 1976, de Utrechtse Jaffastraat als links centrum (Fernanda en Hugo van Hamersveld)

4) Herinnering 1: 1977,  anti-kernenergiebeweging en demonstratie Kalkar, Duitse herfst

5)  Herinnering 21: 1977, schietpartij Knut Folkerts in mijn straat

6) Herinnering 3: 1979,  congres en cultuur IKB

7) Herinnering 14: 1979, radicale schrijfsters Christine Otten en Marja Vuijsje

8) Herinnering 11: 1981, feest in Parijs en Alain Krivine en generatie 68

9) Herinnering 18: 1981, avond IKB El Salvador en stemdadvies, achterhaald door geschiedenis in 2016,  Wim Berkelaar

10) Herinnering 9: 1981,  solidair met Solidarnosc

11) Herinnering 19: 1982,  historicus van revolutionair-socialisme (Sneevliet, Dolleman)

12) Herinnering 5: 1984, trickster Dany Jacobs en het blad Links

13) Herinnering 13: 1982-1993, in boekenvak als boekverkoper en uitgever (Rooie Rat en Sua)

14) Herinnering 2: 1994, ouderwetse sociaal-democratie en commissie bezwaarschriften (Delftse gemeenteraad)

15) Herinnering 4: 1998, een Führer en een charlatan bij Bertelsmann-stichting (Delftse gemeenteraad)

16) Herinnering 7: 1998-2002, Delftse gemeenteraad en autoluwe binnenstad

17) Herinnering 15: 2002-2006, Delftse gemeenteraad en opkomst populisme 

18) Herinnering 12:  2008-heden, de internationale van de fiets (internationale bijeenkomsten namens de Fietsersbond)

19) Herinnering 17:  2008,  Nota-Atsma, tien miljoen en het toeval (lobby van de Fietsersbond)

20) Herinnering 10: 2011, het condoom van Sharon Dijksma en haar werk als Kamerlid en staatssecretaris (lobby Fietsersbond)

21) Herinnering 8: 2014, de moord op mijn Zuid-Afrikaanse vriend Mark


donderdag 21 juli 2022

Op 150 meter van de RAF en Knut Folkerts. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 21

 In deze laatste aflevering van mijn halve eeuw politieke herinneringen kom ik graag terug op een voorval uit  Herinnering 1: de dodelijke schietpartij bij mij op het Utrechtse Veemarktplein op donderdag 22 september 1977. Het was middenin de "Duitse herfst", met een offensief van de Rote Armee Fraktion en de tegenreactie van de Duitse staat.

RAF-activist Knut Folkerts was in Nederland en werd belast met de taak om een huurauto terug te brengen naar Budget Ren A Car/Stam op de hoek van de Croeselaan en het Veemarktplein in Utrecht, recht tegenover het Jaarbeursplein. Een vrouw die een auto had gehuurd had argwaan gewekt en er was groot alarm geslagen bij de Centrale Recherche Informatiedienst en het Bundeskriminalamt. De dag vóór de inleverdatum werd er gepost bij het bedrijf: door twee agenten in het bedrijf en tien anderen in de omgeving. Om 17.50 uur kwam Folkerts binnen. De politie had de vrouw verwacht, maar de receptionist wist de agenten te waarschuwen. De arrestatie mislukte echter, Folkerts schoot en verwondde Leen Pieterse zwaar en vermoordde Arie Kranenburg. De agenten buiten wisten Folkerts wel te arresteren. Hij werd op 20 december 1977 veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf en ruim een jaar later uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. In 1995 kwam hij vervoegd vrij en Nederland probeerde hem later nog uitgeleverd te krijgen. De weduwe van Arie Kranenburg heeft Folkerts de moord nooit vergeven en lang gestreden voor de uitlevering. Folkerts zelf heeft haar nooit excuses aangeboden, al gelooft hij niet meer in de gewapende strijd.

Knut Folkerts

In mijn kamer in de bovenwoning aan het Utrechtse Veemarktplein had ik niets meegekregen. Ik hoorde het toen ik de tv aanzette voor het 8 uur-journaal. Ik stond op het punt om naar een vergadering te gaan van de Internationale Komunistenbond, die lokaal hield in de gebouwen van de Monicakerk, op de hoek van Oudenoord en Herenweg. Ook Rood Front Utrecht vergaderde daar in die tijd. Wij verzonden daar ook ons blad Proletaries Links, onder begeleiding van het oudere Amsterdamse echtpaar Wiering. Theo was boekhouder en groot kenner van het werk van Marx en met name Het Kapitaal. Zijn vrouw Trien was formeel geen lid van de club, maar was bij iedereen bekend en geliefd (zie ook Anja Meulenbelts De schaamte voorbij) als hartelijke en belangstellende vrouw.

De week erop kwam de politie in het kader van een buurtonderzoek aan de deur en kon ik naar eer en geweten antwoorden dat ik niks gehoord of gezien had. Ik weet nog dat mijn vader bij een docent van mijn middelbare school vroeg of hij zich zorgen moest maken.

Mijn vriend Otto van de Haar schreef deze biografie van Ulrike Meinhof in 2009

De IKB was stellig in het afkeuren van het terrorisme van de RAF. Naar aanleiding van de dood van Ulrike Meinhof in 1976 schreef F.H. in Proletaries Links: "Ulrike Meinhof en haar groep hebben een politieke fout begaan door zich in de plaats te stellen van de Duitse arbeidersklasse". Er was geen sympathie voor de acties van de RAF, maar de groep werd wel gezien als onderdeel van de linkse beweging; het waren kortom mensen met goede bedoelingen maar met verkeerde methoden. Ook keerden we ons tegen de harde repressie door de Westduitse staat, die werd gezien als opmaat voor een "sterke staat" in heel de westerse wereld, ook in Nederland.

Aankondiging openbare avond IKB tegen de Duitse sterke staat

Deze benadering beperkte zich niet tot uiterst-links, maar heerste ook bij advocaten (Pieter Bakker Schut, Willem van Bennekom), artsen, journalisten van Vrij Nederland (Rudie van Meurs, Johan van Minnen) en de Groene (Martin van Amerongen, Wouter Gortzak) en bij PvdA-politici. Naast de hierboven genoemde overwegingen speelde ook een sterke anti-Duitse reflex en angst voor een nieuw fascisme een rol. In zijn zeer informatieve boek Sympathie voor de RAF, Rote Armee Fraktion in Nederland, 1970-1980 schrijft Jacco Perkelder dat de Zuid-Molukse treinkapers en de Ierse en Palestijnse gewapende groepen op veel minder sympathie konden rekenen dan Meinhof cs.


Zo speelde een belangrijk hoofdstuk van de RAF in Nederland zich af op 150 meter van mijn woning. Dichterbij is de RAF gelukkig nooit gekomen.





donderdag 14 juli 2022

De Utrechtse Jaffastraat als centrum van links en van een ingewikkelde familiegeschiedenis. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 20

In de tweede helft van de jaren zeventig was de Jaffastraat een van de centra van het Utrechtse linkse leven. Voor mij was het hèt centrum..

Op nummer vijftig woonde Fernanda van Hamersveld, die ik eerder de moeder van links Utrecht noemde (Herinnering 13). Fernanda kwam uit een CPN-nest, haar ouders (Kapteijn) hadden een kantoorboekhandel en uitleenbibliotheek in de JP Coenstraat. In de oorlog werd die boekhandel een uitvalsbasis van de illegale CPN, inclusief zendapparatuur en Fernanda werd als middelbare scholiere actief als koerierster.

Fernanda (foto Anne Vaillant)

In 1948 was ze het niet eens met de communistische coup in Tsjechoslowakije en kwam ze buiten de CPN te staan. Daarna werd ze niet meer gegroet door de Utrechtse CPN'ers, zoals voorman Barend Schreuders, de vader van de latere Waarheid-hoofdredacteur Gijs Schreuders. Fernanda was ontroerd toen de Franse trotskistische leider Alain Krivine (Zie herinnering 11) haar bij een bijeenkomst in centrum Rasa ergens in de jaren zeventig aansprak als kameraad. Dat was in al die jaren niet meer gebeurd. Fernanda werd bijzonder actief in de Utrechtse vrouwenbeweging en met name in de Abva-vrouwen. Altijd aanwezig, altijd betrokken, altijd gedecideerd.

Met Hugo, circa 1985

Fernanda's zoon Hugo woonde op de hoek in de bovenwoning op nummer vier. Toen ik hem leerde kennen eind 1975/begin 1976 was hij trotskist en bestuurslid van de Utrechtse afdeling van de Internationale Kommunistenbond. Ook op nummer vier woonde Jan Sturkenboom, een elektricien die bij het Utrechtse elektriciteitsbedrijf werkte en ook lid was van de IKB. Jan was in de jaren zestig gegrepen door de alternatieve beweging. Over hem grapte Marcel van der Linden - samen met anti-militarist Kees Kalkman bewoner van een ander links huis in de Frederik Hendrikstraat - dat Jan Utrecht in zijn eentje plat kon leggen in revolutionaire tijden. Ook op de Jaffastraat: Hugo's vriendin Marja Eikenaar en Jans vriendin Diana Krabbendam, ook IKB'sters. Later kwamen er andere makkers: mijn vriendin Christine Otten (Zie herinnering 14), die later tot mijn verdriet iets met Jan kreeg, Tjabring van Egten en Dick Oele.

Tjabring, Dick, Christine, Jan (1981)

Hugo werd lange tijd mijn beste vriend, ook nadat hij eerder dan ik de beweging verlaten had (Zie herinnering 14). Hij was naast taalkundig begaafd ook een goede tekenaar; hij plaatste in het Utrechtse afdelingsblad De Rooie Moker een keer een tekening van een totempaal, met daarop de namen van alle kameraden die bepaalde taken niet hadden uitgevoerd. Favoriet waren ook de tekeningen van de konijntjes die Trotsky in Mexico had gehad. Ergens in de eerste helft van de jaren tachtig vertrok Hugo naar Amsterdam, waar hij in een kraakpand in de Indische Buurt ging wonen; ook Christine vertrok naar de hoofdstad. Ik was vanaf 1985 samen met Hugo het leidende duo dat het blad Links maakte (Zie herinnering 5).

Keuken Jaffastraat: Hans de Beer, Ankie Tukker, Tjabring van Egten (op rug), Jan Sturkenboom, Christine Otten (1981)

Toen bleek dat Links niet echt een succes was en het ook niet zou worden en de afleveringen met vertraging verschenen werd Hugo cynischer en cynischer en daar kreeg ik meer en meer moeite mee. Hugo had ook een ingewikkelde relatie met zijn sterke en dominante moeder en beschouwde zichzelf als tweede-generatie oorlogsslachtoffer; hij ging in behandeling bij het Joods Maatschappelijk Werk en bij Fernanda begonnen de oorlogservaringen op latere leeftijd meer en meer op te spelen. Na 1990 verwaterde mijn vriendschap met Hugo.

Jan Sturkenboom werd later geluidstechnicus in Tivoli, het Muziekcentrum en het Muziekhuis. In het Muziekcentrum kwam ik hem eind jaren negentig nog een keer tegen toen ik er was voor een bijeenkomst van GroenLinks. In 2013 overleed Jan onverwacht aan een hartstilstand. In de Utrechtse editie van het AD stond een fraai in memoriam over de "anarchistische geluidsman". In de Leeuwenberghkerk namen we met een aantal oude makkers in een mooie muzikale bijeenkomst afscheid van Jan, een man waar niemand een hekel aan had, een man ook die mensen die hij niet zo zag zitten in prachtig Utregs gupppies kon noemen..

Met Fernanda hield ik ook na mijn verhuizing naar Delft contact, ze stuurde nog een zelfgebreid truitje na de geboorte van mijn dochter in 1995. Ze nam deel aan een initiatief over bewoners en verleden van de wijk Lombok, waar ook de winkel van haar ouders had gestaan. Ze beleefde een moeilijke oude dag, zo werden haar beide benen geamputeerd vanwege ernstige diabetes.  Ze stierf in 2001. Op haar afscheidsbijeenkomst hield Hugo een onderkoelde, weinig warm overkomende toespraak. Het was voor mij en andere oude makkers zoals Hans de Beer en Ankie Tukker een vervreemdende ervaring. Een ervaring die vooral ook bewijst hoe ingewikkeld familiegeschiedenissen kunnen zijn. De Fernanda zoals ik me die herinner komt naar voren in dit fraaie interview van Hans Fransen van de Putte in het kritische vakbondsblad Solidariteit uit 1991: Interview Fernanda.




 

woensdag 6 juli 2022

Historicus van revolutionair-socialistisch verzet. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 19

 In 1982 rondde ik mijn studie geschiedenis af met een doctoraalscriptie over de illegale revolutionair-socialistische verzetspartij van Henk Sneevliet, het Marx-Lenin-Luxemburg-Front.

Sneevliet is tegenwoordig in Nederland niet erg bekend meer, alleen het desolate metrostation Henk Sneevlietweg in Amsterdam herinnert aan hem. David van Reybrouck noemt hem in zijn boek Revolusi echter “een van de meest invloedrijke Nederlanders van de twintigste eeuw”. Sneevliet stond aan de wieg van de nationale Indonesische beweging en was ook een van de oprichters van de Chinese communistische partij. Hij ontwikkelde zich tot tegenstander van het stalinisme in de Sovjet-Unie en de politiek van de Nederlandse communistische partij. Hij richtte de Revolutionair-Socialistische Partij op, die later met de uit de sociaal-democratie afkomstige Onafhankelijk Socialistische Partij fuseerde tot Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij. In 1933 haalde de RSP een zetel in de Tweede Kamer, de RSAP kon dat in 1937 niet herhalen.

Henk Sneevliet

Nadat de Duitsers Nederland bezetten ging het kader van de RSAP meteen in de illegaliteit als MLL-Front of Derde Front. Ik vond het van belang de geschiedenis daarvan te schrijven, om te laten zien dat de CPN niet de enige politieke partij was die in het verzet was gegaan. Alle aandacht ging in mijn studententijd uit naar de illegale CPN. Die was later in het verzet gegaan en had vervolgens zoals bekend een grote rol gespeeld. De jonge generatie CPN’ers die ik in Utrecht tegenkwam ontleende een belangrijk deel van hun overtuiging aan het verzetsverleden van de partij.

In mijn scriptie liet ik bijvoorbeeld zien dat ook het MLL-Front betrokken was bij de Februaristaking. De partij was fel anti-nazistisch, zonder partij te willen kiezen voor de geallieerden, de nadruk lag op de onafhankelijke arbeidersstrijd. In februari en maart 1942 werd het MLL-Front echter opgerold, de leiders werden opgepakt en na een proces op 13 april gefusilleerd.

Plakstrook van het MLL (Derde)-Front

In mijn scriptie analyseerde ik de standpunten van het MLL-Front en ging ik in op de activiteiten, die vooral bestonden uit het verspreiden van illegale publicaties. Ik sprak verschillende oud-leden, zoals de broers Andries en Willy Dolleman, Herman Drenth (later Kamerlid voor de PvdA) en Sal Santen. Santen, de schoonzoon van Sneevliet en na de oorlog tot 1967 een van de internationale trotskistische leiders, ontving me in zijn woning aan de Noorderbreedte in Tuindorp Oostzaan in Amsterdam-Noord, het decor van zijn prachtige en door mij bewonderde postpolitieke literaire werk met jeugdherinneringen. Wie ik helaas niet sprak – achteraf gezien een omissie - was de enige vrouwelijke leider van het MLL-Front, Trien de Haan-Zwagerman. Bart Lankester schreef in 2017 een mooie biografie over deze bijzondere vrouw, Kom vrouwen, aangepakt. Zij overleefde Ravensbrück en was ook na de oorlog nog politiek actief.

Twee zaken sprongen er uit in mijn onderzoek. In de eerste plaats de houding van Willem Dolleman, die samen met Sneevliet en Ab Menist het leidende trio vormde. Hij vond dat Sneevliet te negatief was over de Sovjet-Unie en vrije discussie daarover verbood. Zijn brief Mijn Afscheid is een nog steeds indrukwekkend en bijtend pleidooi voor vrijheid van discussie binnen politieke organisaties. Na publicatie bond Sneevliet overigens in, hij wilde Dolleman niet missen en de discussie kwam. De vraag of er nog iets van de Russische revolutie over was dat het verdedigen waard was onder Stalin was een van de grote discussie- en breekpunten in de revolutionair-socialistische beweging van die tijd.

Willem Dolleman

In de tweede plaats stuitte ik op een bijzonder slotwoord van Sneevliet tijdens het proces op 9 april 1942, waaraan niet eerder aandacht was besteed. Hij pleitte tegen toepassing van de sabotageverordening, nam alleen de schuld op zich en pleitte ervoor de gearresteerde vrouwen te ontzien. Sneevliet benadrukte het anti-stalinistische en anti-Oranjekarakter van zijn organisatie en suggereerde een zekere samenwerking met de bezetter: “Als wij ook gescheiden marcheren, zullen wij toch tot op zekere hoogte tot een verhoging van onze kracht komen”.

Na het opsturen van mijn scriptie kreeg ik een verontwaardigde brief van Sal Santen, die ook een minder zachte kant had en dreigde de rector-magnificus van de Utrechtse universiteit in te schakelen. Uiteindelijk werd de zaak mede door bemiddeling van historicus Fritjof Tichelman (een van de naoorlogse oudere trotskisten, werkzaam op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) gesust. In de handelseditie van mijn scriptie herschreef ik de passages over het slotwoord en de betekenis ervan, mede op basis van informatie van Santen. Ook voegde ik relevante documenten integraal toe in bijlagen. Het slotwoord was geredigeerd door Sneevliets verdediger De Pont, in overleg met rechtbankvorzitter Randermann. Sneevliet had grote indruk op de laatste gemaakt. Sneevliet ging alleen akkoord met het slotwoord om gratie te krijgen voor de gearresteerde vrouwen en de levens van de andere mannen te sparen. Uiteindelijk wees nazi-baas Seyss-Inquart het gratieverzoek gedecideerd van de hand en werden Sneevliet en zijn makkers in Amersfoort doodgeschoten.

Boek van Sal Santen met herinneringen aan Sneevliet

Het hoofdstuk over het proces en het politiek controversiële slotwoord werd in de definitieve versie zo evenwichtiger dan in de scriptieversie, die achteraf gezien te kil en te kort door de bocht was. Mijn boek werd welwillend besproken door de voormalige trotskist Igor Cornelissen in de vermaarde boekenbijlage van Vrij Nederland en zeer positief door E.M. (Ernest Mandel) in het blad Quatrième Internationale.


Na mijn afstuderen schreef ik nog een vervolgstudie over een van de twee groepen die na de executies voortkwamen uit het MLL-Front: het expliciet trotskistische Comité van Revolutionaire Marxisten, vooral bestaande uit aanhangers van de Dolleman-stroming in het MLL-Front. De andere groep, Spartacus, onwikkelde zich in radencommunistische richting. Van het CRM sprak ik markante mensen als Cor van ’t Hart, de vrouw van de latere Sneevlietbiograaf Max Perthus, en Wout Tieleman. Mijn studie over het CRM werd ook uitgegeven en daarna zelfs vertaald in de bladen Revolutionary History en Cahiers Léon Trotsky (van de eminente historicus Pierre Broué). Want één ding moet je trotskisten nageven: ze vinden hun eigen geschiedenis erg belangrijk.


Later ontmoette ik van de oudere generatie ook Max Plekker, technicus in een diamantslijperij, die als lid van de Vierde Internationale in Marokko had gewerkt in een wapenfabriek voor het Algerijnse verzet tegen de Franse overheersing en in zijn Amsterdamse woning voor me marcheerde op de Algerijnse strijdmars.  Daarnaast leerde ik de innemende Maurice Ferares kennen, die inmiddels 100 jaar oud is en de enige overlevende van de oude generatie trotskisten. Bij Santen en Ferares moet ik altijd meteen denken aan de naoorlogse verkiezingsleuzen van de trotskisten: “Verstandige klanten kiezen Santen” en “Doe wat waar is, kies Ferares”. Verkiezingsoverwinningen leverden die leuzen niet op.

Heel bijzonder was de ontmoeting met Li Yuzhen, de moeder van schrijfster Lulu Wang. Zij kwam voor het schrijven van een dikke Sneevlietbiografie in 1986 vanuit China naar Nederland. Fritjof Tichelman organiseerde een ontmoeting met haar. Ik herinner me daar niet veel van, communiceren in het Engels was lastig in het pijpenlaatje boven een winkel aan de Amsterdamse Nieuwendijk waar zij bivakkeerde en leefde op witte rijst.

In China is Sneevliet onder de naam Maring een nationale beroemdheid, in Nederland is deze “socialist van internationale allure” zo goed als vergeten. Gelukkig worden Sneevliet en de andere gefusilleerde leiders van het MLL-Front op 13 april door oude en nieuwe geestverwanten nog elk jaar op 13 april herdacht bij het grafmonument op de begraafplaats Westerveld.


Het monument op Westerveld



PS-Mijn publicaties zijn online te raadplegen op het Marxist Internet Archive:

https://www.marxists.org/nederlands/bot/1983/fascism/index.htm

https://www.marxists.org/history/etol/document/holland/dutch01.htm 

https://www.marxists.org/history/etol/document/holland/dutch02.htm

https://www.marxists.org/history/etol/document/holland/dutch03.htm

zondag 26 juni 2022

"Zit Wim Bot ook in de zaal?" Achterhaald door het verleden. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 18

 “Zit Wim Bot ook in de zaal?” Plaats van handeling: Theater de Veste in Delft op 6 oktober 2016. Samen met oud-wethouder Corina Heuvelman bezoek ik De Grote Geschiedenisshow, de toneelversie van het onvolprezen radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd. Van de partij deze avond zijn Jos Palm, Nelleke Noordervliet, Elsbeth Etty, Frank Westerman en Wim Berkelaar.


Aankondiging van De Grote Geschiedenisshow

Midden in verhalen over de jaren zestig en zeventig en de protestgeneratie stelt Wim Berkelaar uit het niets tot mijn stomme verbazing deze vraag. Ik mag gaann staan en Wim begint te vertellen over hoe hij in de jaren tachtig een avond van de Internationale Kommunistenbond in Utrecht bezocht over El Salvador. Hij vertelt de zaal dat ik hem die avond meldde dat hij vooral niet op slappe reformistische partijen als PSP en CPN moest stemmen. En zo werd ik in Delft onverwacht achterhaald door mijn verleden. Hoe Wim Berkelaar wist dat ik in de zaal zou zitten weet ik tot op de dag van vandaag niet, maar een daverende verrassing was zijn interventie wel.

Na die avond heb ik het verhaal wel kunnen reconstrueren en kan ik verklaren waar mijn stemadvies vandaan kwam. Op 6 april 1981 hielden we in het bekende linkse zalencomplex Rasa een openbare avond over El Salvador, het land waar een burgeroorlog woedde. Het was kort voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 26 mei. Het was de eerste keer dat de IKB zelf aan de verkiezingen deelnam, onder het motto Geen bommen maar banen. In een tijd van oplopende werkloosheid en bezuinigingen vonden we het programma van PSP en CPN niet radicaal genoeg.  Op 22 mei hielden we ook een redelijk succesvolle verkiezingsavond in Utrecht, waarop ik een van de sprekers was.


Affiche van onze Utrechtse afdeling met de bewuste avonden

Uiteindelijk haalden we onder lijsttrekkerschap van Wim Schul niet meer dan een schamele 1814 stemmen, 0,02% van het totaal. En daar hadden we dan 18.000 gulden voor moeten ophoesten om mee te mogen doen . We maakten nog een filmpje voor de zendtijd politieke partijen, waarop Proloog-actrice Thea Roding op gedragen theatrale toon een radicaal programma bepleitte tegen de achtergrond van een kabbelende vijver met dobberende eendjes.

Dat we een avond hielden over El Salvador was niet zo vreemd. Het steunen van de Sandinisten in Nicaragua – inmiddels triest genoeg politiek volkomen gedegenereerd - en de oppositie in El Salvador was een van onze hoofdactiviteiten in die jaren. De klassieke solidariteitsbeweging lag ons beter dan steeds radicaler wordende autonome bewegingen in Nederland zoals de Amsterdamse kraakbeweging, waar het meer en meer om confrontatie om de confrontatie ging. In Utrecht hielden we ons als afdeling ook wat afzijdig van de grote protestbeweging tegen de sloop van het bos Amelisweerd en van de Slag om Amelisweerd in september 1982.

Tijdens een demonstratie in Rotterdam

Het Nederlandse Nicaragua Comité was gevestigd in de Utrechtse Van Speijkstraat en rond El Savador was de ex-zeeman Hans erg actief. Onze steun werd in het begin met argusogen bekeken, ook al omdat sommige trotskisten in de Midden-Amerikaanse regio een eigen strijdbataljon vormden en kritisch stonden tegenover Sandinisten en de beweging in El Salvdor. Wij konden die argwaan wegnemen omdat we geen dubbele agenda hadden en we relatief veel mensen konden leveren voor activiteiten zoals huis-aan-huiscollectes. Landelijke bekendheid kreeg de solidariteit met El Salvador na de moord op de vier IKON-journalisten in El Salvador, toen het Amsterdamse comité El Salvador een briljante actie bedacht: er werden vijf kruisen geplaatst voor het Amerikaanse consulaat op het Museumplein in Amsterdam – vier voor de journalisten en één voor de 40.000 omgekomen Salvadorianen. Het was een actie die enorm veel publiciteit opleverde.


Een openbare avond als die over El Salvador was ook kenmerkend voor ons werk. We organiseerden regelmatig avonden over actuele politieke thema’s (zoals het eurocommunisme, de Oosteuropese oppositie, de 35-urige werkweek, de Duitse Berufsverbote, de oorlog in Libanon) en daarnaast ook scholingsavonden. Als IKB stonden we in het linkse milieu niet geheel verbazingwekkend dan ook wel bekend als omgevallen boekenkasten. Door de internationale bladen van de Vierde Internationale werden we voortdurend op de hoogte gehouden van ontwikkelingen in de hele wereld en onze internationale voorman Ernest Mandel was een van de toonaangevende linkse intellectuelen van die tijd en publiceerde boek op boek. In Nederland hadden we ook briljante denkers als Marcel van der Linden en Fritjof Tichelman, toen (Fritjof) en later (Marcel) belangrijk op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. 

We draaiden onze hand er ook niet voor om vanuit Utrecht een serie scholingsavonden voor sympathisanten in Groningen te organiseren, de onvermoeibare Kees Huysmans en ik reden dan ’s avonds in de auto van Kees op en neer. In Groningen was de latere specialiste op het gebied van consumentenrecht Louise Boelens deelneemster. Van avonden in Utrecht herinner ik me Adrienne van Heteren, die voorvrouw werd van organisaties voor vrijheid van meningsuiting en vrije pers. 



En Wim Berkelaar werd een journalist die zich dagelijks  roert in de media, politiek gezien bepaald geen revolutionair, maar toch: graag gedaan die avond over El Salvador en dat stemadvies Wim!







vrijdag 10 juni 2022

Ontmantelen, temmen, verzetten en ontvluchten. Pleidooi voor een multi-dimensionale anti-kapitalistische strategie. Bijdrage essaywedstrijd GroenLinks

 

Het wetenschappelijk bureau van GroenLinks organiseerde een essaywedstrijd over de vraag: Hoe komen we voorbij het kapitalisme? Hieronder mijn inzending.

De vraag die door het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks gesteld wordt is zowel voor de hand liggend als verrassend.

Voor de hand liggend, omdat twee van de vier partijen die aan de wieg stonden van GroenLinks expliciet anti-kapitalistisch waren. De PSP zette in op socialisatie van de productiemiddelen en zelfbestuur. De  CPN was historisch vooral verbonden met het reeël bestaande socialisme in Oost-Europa als alternatief voor het westerse kapitalisme. Verbazingwekkend, omdat GroenLinks in dit millenium de term kapitalisme niet of vrijwel niet heeft gebruikt en liever eufemistisch spreekt over neoliberalisme en economisme. Kritische analyses van het kapitalisme als systeem hebben we tot voor enkele jaren slechts mondjesmaat gezien en de vraag hoe voorbij het kapitalisme te komen al helemaal niet. 

De evolutie is duidelijk wanneer je het beginselprogramma van GroenLinks uit 1991 legt naast de update van 2008: In de versie van 1991 lezen we: “GroenLinks streeft naar een internationale, democratische en ecologische gestuurde economie met marktelementen. Deze economie staat haaks op de huidige kapitalistische markteconomie, omdat marktmechanismen een rol spelen binnen het kader van een globale planning op hoofdlijnen… Marktmechanismen en een democratische inbreng van producenten en consumenten  zijn noodzakelijk om een hoogontwikkelde economie van informatie te voorzien. GroenLinks streeft naar invloed van mensen op de inhoud van hun arbeid en op de omstandigheden en voorwaarden waaronder ze deze verrichten. Deze maatschappelijke sturing krijgt vorm op verschillende manieren: via de overheid, maatschappelijke bewegingen, zeggenschap over eigen arbeid, individueel koopgedrag enz.” 

In 2008 is dat geworden: “GroenLinks staat voor internationale solidariteit en sociale rechtvaardigheid. Iedere wereldburger heeft recht op werk, goed en beschikbaar voedsel, een volwaardig inkomen, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en voldoende tijd om in vrijheid het eigen leven vorm te kunnen geven. Daarvoor is een herverdeling van macht en middelen nodig en een economische ordening waarin de markt wordt gestuurd door een democratische inbreng van overheid, werknemers, werkgevers en consumenten.” 

Oftewel: anti-kapitalisme en radicale democratisering in 1991 - deels gebaseerd op de PSP-brochure Socialisme zonder illusies, waarvan ik een van de schrijvers was (i) - versus een weliswaar nog altijd radicale, maar evident minder uitgesproken hervormingsagenda in 2018. 

Het is toe te juichen dat Senna Maatoug en Hans Rodenburg de discussie over een andere economische orde nieuw leven inblazen in hun essay Voorbij het economisme, waarbij overigens opvalt dat zij de termen kapitalisme, neoliberalisme en economisme willekeurig door elkaar gebruiken.

De hernieuwde aandacht voor een fundamentele kritiek op het economisch systeem waarin we leven komt niet uit de lucht vallen. De financiële crisis van 2008, met zijn socialisatie van de verliezen zonder het privé-eigendom ter discussie te stellen en toenemende ongelijkheid tussen en binnen landen; de zich verdiepende ecologische en klimaatcrisis, met ontwrichtende gevolgen voor natuur en mens in met name de armere landen; de wereldwijde, al even ontwrichtende Covid-pandemie: het zijn drie met elkaar verbonden diepe crises, waar niemand aan voorbij kan gaan, die de samenlevingen in de hele wereld in zijn voegen doen kraken.

Drie spraakmakende boeken springen eruit bij de opkomst van de hernieuwde radicale maatschappijkritiek. Thomas Piketty vestigde de aandacht op de enorme vermogensverschillen in zijn Kapitaal in de 21ste eeuw, met een indrukwekkende feitelijke onderbouwing. Kate Raworth schreef met haar Donuteconomie een systematische en overtuigende kritiek op economische modellen die uitgaan van groei, een moderne follow-up van Grenzen aan de groei van de Club van Rome en de PPR-publicatie uit dezelfde tijd Grenzen aan de groei. Noreena Hertz liet in De eenzame eeuw, het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt zien hoe het kapitalisme van nu en het neoliberale denken het sociale weefsel van onze maatschappij kapot maakt. Zowel Piketty, Raworth als Hertz doen in hun werk ook politieke voorstellen om de negatieve trends te keren,.

Er zijn al met al meer dan genoeg redenen om anti-kapitalist te zijn en te blijven. De Amerikaanse marxistische socioloog Erik Olin Wright (1947-2019) definieert in zijn zwanenzang How to be an Anti-capitalist in the 21st Century het kapitalisme op klassieke wijze als een systeem met een markteconomie op basis van privébezit  van de productiemiddelen. Klassiek, maar belangrijk,  omdat het laatste vaak niet expliciet wordt benoemd. In zijn reactie Een verzorgingsstaat voor het kapitaal op Maatoug en Rodenburg zei Wijnand Duijvendak terecht dat het erom gaat de macht van het kapitaal aan te tasten. Olin Wright bepleit het systeem aan te vechten vanuit centrale waarden, voortbordurend op het befaamde trio vrijheid/gelijkheid/broederschap van de Franse revolutie.

- Gelijkheid/eerlijkheid:
gelijke toegang tot de sociale en materiële middelen die nodig zijn voor een fijn leven, inclusief klimaatrechtvaardigheid voor de huidige en toekomstige generaties;
- Vrijheid en democratie
individueel (privésfeer) en collectief (openbare sfeer) zelfbeschikkingsrecht;
- Gemeenschap en solidariteit:
wederzijdse alledaagse hulp van burgers en collectieve actie om een doel te bereiken – opmerkelijk is dat Olin Wright hier dus geen tegenstelling ziet tussen gemeenschap en solidariteit, zoals in veel gevallen wel gebeurt, zeker ook binnen GroenLinks.

Olin Wright plaatst deze set van waarden in het middelpunt van een strategie om het kapitalisme te eroderen. Daarmee overstijgt hij de klassieke historische tegenstelling binnen de socialistische beweging tussen revolutie en reformisme. 

De revolutionaire stroming was uit op de vernietiging van het kapitalisme. We weten hoe de historische pogingen daartoe zijn uitgelopen op dictaturen. Ook een intelligente verdediger van het idee van revolutie als de briljante historicus Enzo Traverso benadrukt in zijn laatste boek Revolution, an intellectual history dat de revolutionairen nauwelijks een idee hadden van politiek en bestuur. Zij hadden het over het afsterven van de staat, het bestuur van dingen door administatiekantoren en statistische bureaus. De dictatuur van het proletariaat leidde niet tot een klassenloze maatschappij, maar tot een politieke dictatuur en een mislukte inefficiënte en bureaucratische planeconomie. Hedendaagse denkers die zich op deze revolutionaire stroming blijven beroepen komen niet veel verder dan een radicaal anti-kapitalisme, zonder een uitgewerkt idee van hoe een andere maatschappij eruit zou kunnen zien.

De reformistische stroming van het begin van de twintigste eeuw was wel degelijk uit op het afschaffen van het kapitalisme, maar ging ervan uit dat de groei van arbeidersklasse, vakbonden en sociaal-democratie vanzelf tot socialisme zouden leiden; een echte strategie over hoe dat proces eruit zou zien ontbrak. Daarom mislukte in 1918 in ons land de revolutie van Troelstra, een revolutie die werd uitgeroepen zonder idee over hoe de macht daadwerkelijk in handen te kunnen krijgen (ii). Dit reformisme werd in de loop van de twintigste eeuw meer en meer een beweging om de scherpe kantjes van het kapitalisme af te slijpen en leidde tot de verzorgingsstaat van na de Tweede Wereldoorlog; totdat eind jaren zeventig die arrangementen op hun grenzen stoten, het neoliberalisme opkwam als ideologie, de Muur viel en alle ideologische veren uiteindelijk werden afgeschud en de sociaal-democratie in veel Europese landen zijn traditionele basis in de witte arbeidersklasse verloor.

Olin Wright stelt tegenover de klassieke tegenstelling revolutie-reformisme een strategie die op vier pijlers berust:

- Ontmantelen
denk aan het in gemeenschapshanden houden en terugbrengen van belangrijke sectoren, zoals publieke banken en nutsbedrijven; het democratiseren van bedrijven; een kwalitatief hoogwaardige publieke sector. Daarbij hoort ook de transitie naar een circulaire economie, van wat Kate Raworth noemt: van degeneratieve naar regeneratieve economie.
Temmen:
bijvoorbeeld het inperken van de macht van de financiële en techsector, gelijke rechten voor buitenlandse arbeiders, herverdelen van inkomen en vermogen door een progressief belastingsysteem, maximeren van inkomensverschillen.
- Verzetten: 
van klassieke stakingen tot bewegingen als die van de slachtoffers van het toeslagenschandaal, de protesten tegen de woningnood, Extinction Rebellion en Black Lives Matter.
- Ontvluchten:
denk aan coöperatieve bedrijven en gebruik van het geweldige democratische potentieel van het digitale tijdperk.

Ontmantelen en temmen vereisen politieke actie van boven, verzet en ontvluchten maatschappelijke activiteiten van onderaf. 

`De combinatie van de vier pijlers in een strategie wordt gedragen door verschillende bewegingen met verschillende achtergronden, samenstellingen en identiteiten, van klassieke arbeidersbeweging tot vrouwenbeweging, milieubeweging etc. Het startpunt is geen eenzijdige oriëntatie op de arbeidersklasse, maar een samenspel van identiteiten, belangen en waarden. Deze niet-eendimensionale benadering lijkt op het pleidooi voor een links populisme (vloeken in de kerk voor veel GroenLinksers) van de Belgische politicologe Chantal Mouffe in haar boek Left-Wing Populism.  Voor Olin Wright leidt het implementeren van deze strategie tot een maatschappij die hij karakteriseert als democratisch socialisme..

Wat opvalt is de veel bredere opvatting van beweging dan degene die binnen GroenLinks wordt gehanteerd. Jesse Klaver spreekt steeds over GroenLinks als beweging, maar dat is meer wishful thinking dan realiteit. GroenLinks is op dit moment vooral een moderne kiesvereniging, een partij zonder levendige interne democratie en discussie, waarbij de band met sympathiserende maatschappelijke bewegingen zwak is (zie ook de diverse analyses van het verlies bij Kamerverkiezingen). Een partij kan social media gebruiken en meet-ups organiseren en langs de deuren gaan, maar daarmee ben je nog geen bredere beweging, zoals de grassroots-beweging van Bernie Sanders dat wel was. Het opbouwen van permanente contacten en een strategisch bondgenootschap met sociale bewegingen zou een topprioriteit van GL in de komende periode moeten zijn, net als het revitaliseren van de partijdemocratie en het uitvoeren van de GroenLinks-publicatie Agenda voor een democratische cultuur uit 2002. In mijn ogen een van de belangrijkste publicaties uit de geschiedenis van GroenLinks, omdat er niet eenzijdig wordt ingegaan op politiek onder de Haagse kaasstolp, maar op democratisering op alle niveaus van de maatschappij. Als GroenLinks iets heeft laten liggen sinds de opkomst van het Nederlandse populisme in 2002, dan is het een overtuigend en krachtig verhaal voor democratisering in het openbaar bestuur en in de samenleving.

Om voorbij het kapitalisme te komen is zal GroenLinks bovendien twee belangrijke feiten onder ogen moeten zien: GroenLinks kan het niet alleen doen en we kunnen het niet alleen in Nederland voor elkaar krijgen. Echt investeren in samenwerking met andere linkse partijen is nodig om massa te maken. En een gezamenlijke agenda opbouwen met radicaal-linkse partijen en sociale bewegingen in Europa en andere werelddelen moet onderdeel zijn van een strategische agenda. Voor die nationale en internationale samenwerking geldt dat deze niet alleen op parlementair niveau moet plaatsvinden, maar ook en vooral in de maatschappij.

Links in Nederland moet durven kiezen voor een assertief anti-kapitalistisch, ecologisch en participatief verhaal, een verhaal dat mensen kan enthousiasmeren en vertrouwen kan geven, een verhaal waarop ook “afgehaakt Nederland” kan aanhaken, een verhaal dat de dominantie van het rechtse denken in Nederland echt uitdaagt. Kiezen voor zo’n verhaal in de linkerbovenhoek betekent dat we een perspectief hebben op een maatschappij die we dan misschien met enige bescheidenheid het beste post-kapitalistisch kunnen noemen, het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk voorbij het kapitalisme. Of zoals de Rotterdamse hoogleraar Irene van Staveren haar bijdrage aan de discussie eindigt: “Voorbij het economisme? Nee, voorbij het kapitalisme!”.

Wim Bot, 9 april 2022

Beleidsadviseur Fietsersbond
Raadslid GroenLinks 1994-2008
Historicus

Met dank aan Hans de Beer, Leo Platvoet en de vorige drie directeuren van de Fietsersbond (Bernhard Ensink, Hugo van der Steenhoven en Saskia Kluit).







Die PSP-brochure was op zijn beurt sterk beïnvloed door de baanbrekende studie The Economics of Feasible Socialism van Alec Nove.
ii 
Zie het boek De revolutie die niet doorging van Rob Hartmans.

donderdag 9 juni 2022

Een initiatiefnota, 10 miljoen euro en het toeval. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 17

Op 3 december 2008 diende Lia Roefs van de PvdA in de Tweede Kamer het volgende amendement in bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat: “Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Zojuist heb ik samen met de heer Koopmans nog een amendement ingediend waarin wij 20 mln. vrijmaken voor investeringen in de infrastructuur voor de fiets, 10 mln. voor het realiseren van fietsroutes voor woon-werkverkeer tussen Arnhem en Nijmegen en tussen Leiden en Den Haag, en 10 mln. voor de uitvoering van de aanbevelingen uit de initiatiefnota over het fietsbeleid van de heer Atsma”.

Hoe was dat zo gekomen? In 2008 was ik begonnen als lobbyist bij de Fietsersbond. Directeur Hugo van der Steenhoven, oud-Kamerlid voor GroenLinks en kennis van me uit het Utrechtse politieke wereldje in de jaren zeventig, had me daarvoor gepolst. Voor mij was het een uitgelezen kans na de vele jaren in de Delftse gemeenteraad.

Hugo van der Steenhoven bij crashtest TNO Helmond, maart 2010. Draaide om ontwikkeling airbag op voorruit auto's ter bescherming van fietsers.

Een van de eerste grote zaken waar ik mee aan de slag kon was het meedenken en meewerken aan een initiatiefnota van het in 2008 aangetreden CDA-Kamerlid Joop Atsma. Als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Wielrenunie wou Atsma graag de fiets hoger op de Haagse agenda krijgen. Hij riep de hulp in van organisaties in de fietswereld: met name van de Fietsersbond en de fietsafdelingen van de brancheorganisaties Rai Vereniging en BOVAG. Samen met Cees Boutens van de RAI Vereniging en Lilian van Zandbrink van de BOVAG werkten we hard aan het samen met Atsma opstellen van een nota. Aan onze kant dachten ook Hugo en Miriam van Bree mee. De initiatiefnota Fietsen in Nederland, een tandje erbij verscheen in november 2008 en bevatte een stand van zaken en maar liefst 45 concrete aanbevelingen.

Nadat de nota in december 2008 genoemd werd bij de behandeling van de begrotingsbehandeling stond hij anderhalf jaar lang volop in de politieke belangstelling. Kamerleden stelden honderd vragen over de inhoud, die Atsma samen met ons beantwoordde. Er kwam een succesvolle hoorzitting in de Tweede Kamercommissie op 9 september 2009. Minister Camiel Eurlings (CDA, meer dan zichtbaar) en staatssecretaris Tineke Huizinga (ChristenUnie, onzichtbaar) reageerden welwillend op de nota, Eurlings ging op 12 mei 2010 in op alle concrete aanbevelingen. Er kwam een algemeen overleg in de commissie op 23 juni 2010, waarbij ik samen met Hugo, Cees Boutens en Ruud Thijssen van BOVAG vanachter de tafel de ondersteuning van Atsma mocht verzorgen. Cees refereerde daar vorig jaar bij zijn afscheid nog aan als een ook voor hem als ervaren public-affairsman bijzonder moment. Het proces eindigde in op 1 juli 2020 met een plenaire behandeling en het aannemen van zes moties. Een daarvan werd ingediend door Sander de Rouwe (CDA), Sharon Dijksma (PvdA, zie ook aflevering 10 van deze reeks herinneringen) en Kees Verhoeven (D66) en nam de aanbevelingen uit de nota-Atsma over. Dat was net als het amendement Roefs-Koopmans duidelijk afgestemd binnen de coalitie van CDA-VVD-D66-ChristenUnie. Enkele verdergaande moties van Ineke van Gent van GroenLinks werden helaas verworpen.




De Rouwe, Roefs, Dijksma, Van Gent en Farshad Bashir (SP) waren de Kamerleden waar wij als Fietsersbond het meest contact mee hadden in deze periode, D66 bleef wat achter - tot in de volgende periode Stientje van Veldhoven woordvoerster werd en zich ontpopte als fietsvriendin. Aan Ineke van Gent overhandigde de Fietsersbond in haar hoedanigheid als burgemeester van Schiermonnikoog vorige week nog de prijs voor de beste fietsgemeente.


Het initiatief van Atsma was de eerste grotere poging om het fietsen hoger op de nationale agenda te krijgen, een poging gevolgd door andere - zoals die van Rijksadviseur Rients Dijkstra en die van de Kamerleden Paulus Jansen (SP), De Rouwe en Barshir, waar ik als adviseur ook bij betrokken was. Een weerbarstig proces dat ondanks het verschijnen van het Nationaal Toekomstbeeld Fiets in 2021 nog steeds niet is afgerond door politieke en ambtelijke complicaties.

De snelfietsroute Arhem-Nijmegen (RijnWaalPad) kwam er op initiatief van de lokale Fietsersbonders en de vijf miljoen van het Kameramendement. Het is een van de meest geslaagde voorbeelden van een snelfietsroute.

Blijft de vraag hoe het amendement van Roefs en Koopmans (inderdaad, de latere onderkoning van Limburg) waarmee ik deze herinnering begon tot stand was gekomen. Ik volgde en volg altijd de gehele begrotingsbehandeling en had ook in 2008 twee dagen op de tribune gezeten, samen met een handjevol andere lobbyisten, luisterend naar de voorspelbare debatten over rekeningrijden en “het kastje van Camiel”. In onze lobby hadden we in algemene termen aangedrongen op budget voor de uitvoering van de nota-Atsma en in het bijzonder voor een impuls voor het nieuwe fenomeen van snelfietsroutes, waar wij als Fietsersbond via Hugo van aan de wieg stonden. Om een uur of elf ’s avonds kwam er een sms-je van Lia Roefs: aan welke twee concrete routes zouden jullie tien miljoen euro willen toekennen? Ik liep de zaal uit, belde Hugo en die zei: doe maar Den Haag-Leiden en Arnhem-Nijmegen. Ik sms-te Lia terug en zo kwamen beide routes in het amendement terecht, dat ook werd aangenomen. Toeval, zeker, maar je kunt het toeval een handje helpen door op het juiste moment op de juiste plaats te zijn.

woensdag 25 mei 2022

In een parallel universum van het radicaal-links studentenmilieu met Ben Sanders. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 16

 1 Mei 2019: in een volle Geertekerk in Utrecht, zo’n beetje tegenover mijn werkplek bij de Fietsersbond, nemen we afscheid van Ben Sanders. Ben overleed op 64-jarige leeftijd, na complicaties vanwege een operatie. Tijdens de bijeenkomst klinken O’Caroline met de ijle, breekbare stem van Robert Wyatt en het zwoele en jazzy Hey Nineteen van Steely Dan, nummers waar ik net als Ben dol op was in de tijd dat we bevriend waren. Bens broer Raymond memoreert dat Ben in de tweede helft van de jaren zeventig voor hem en de familie moeilijk bereikbaar was, omdat Ben toen in een parallel universum leefde. En van dat parallelle universum maakte ook ik deel uit.


Ben studeerde medicijnen en was de onbetwiste leider van de studentenorganisatie MSFU, onderdeel van de studentenvakbond USF. Op de een of andere manier was die club bij medicijnen in zeer links vaarwater gekomen. Ik studeerde sinds 1975 geschiedenis en met een groepje gelijkgezinden vormden we een “linkse stroming” binnen de USF-organisatie UHSK.

De studentenvakbond USF werd in deze periode sterk gedomineerd door de Communistische Partij Nederland. Bij geschiedenis was Geert van der Kolk een zeer rechtlijnige voorman, hij werd later romanschrijver. Andere UHSK’ers die bekend zijn geworden waren Hans Wansink, Maarten Prak en Lex Heerman van Voss  De nadruk van de USF lag erg op een klassieke vakbondsstrategie: meer geld voor onderwijs en onderzoek. Op faculteitsniveau was er zo een bondgenootschap mogelijk met de staf, die (zoals Maarten van Rossum) bij geschiedenis meer op de PvdA was georiënteerd. Nu moeilijk voor te stellen, maar in de studentenwereld van die tijd waren naast CPN’ers ook PSP, anarchisten, maoïsten en trotskisten actief. Wie niet links was hoorde er niet echt bij, daar kwam het op neer. Demonstraties, acties en bezettingen van de USF waren aan de orde van de dag.

De geschiedenisgroep: links ik, daarnaast Carla Wijers, Günther Barten, Janne van Malenstein, Bas Streef, vooraan Johan Blom

Ben en ik vonden met onze groepen dat de studentenvakbond meer principieel tegen de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs stelling moest nemen en meer moest ingaan op de inhoud van het onderwijs. We kregen contact met soortgelijke groepen bij sociologie en psychologie en met de eerdere stroming van de socialistische bonden, in Utrecht georganiseerd in het Stedelijk Overleg en politiek beïnvloed door de onafhankelijke organisatie Rood Front Utrecht. Ontelbaar waren de bijeenkomsten op het kantoortje van de MSFU aan de Catharijnesingel, net als de (wekelijkse…) feesten in de werfkelder van de Catacomben aan de Oude Gracht. Uiteindelijk leidde al dat vergaderen en nadenken tot de oprichting van het Links Platform als linkse stroming in de USF en publiceerden we een lijvige (33 kantjes) tekst.


De USF-meerderheid was daar niet altijd blij mee. In nachtelijke sessies in café Het Pandje aan de Nobelstraat van de onvergetelijke barkeeper Cor en zijn vrouw Gerrie werd er heel wat afgediscussieerd, vooral met theologiestudent en USF-voorzitter Ab Harrewijn. Tegen Ab Harrewar, zoals we hem toen spottend noemden, zeiden we dat theologie geen wetenschap was en dat elk jaar studieduur ervan een jaar te veel was. Ab hapte dan onmiddellijk en ging zich dan opgewonden verdedigen. Zonder dollen : Aan Ab kon eigenlijk niemand een hekel hebben, zijn hart zat op de juiste plaats. Later, veel later kwam ik hem tegen toen hij bij de Delftse afdeling van GroenLinks kwam uitleggen dat we de oorlog tegen Servië moesten steunen. Net als Ben is Ab veel te vroeg overleden.

Ben ik en ik werden door mensen als Kees Huijsmans, Marcel van der Linden en Bas Streef politiek meer en meer aangetrokken door het trotskisme van de Vierde Internationale en voorman Ernest Mandel. Na een jaar van sympathisantschap sloten we ons in 1977 als lid aan bij de Internationale Kommunistenbond. Nu mochten we de interne bulletins lezen, Ben ik zaten op zijn kamer aan de Daalsedijk en bij mij aan het Veemarktplein urenlang de verhitte internationale discussies over het al dan niet steunen van de guerillastrijd in Latijns-Amerika te lezen.

Ons parallelle universum bestond uit vergaderen, discussiëren, schrijven, stencillen , actievoeren en lezen, afgewisseld – dat wel - met feesten en muziek. Voor andere zaken bleef weinig tijd over, zelfs mijn bezoek aan en belangstelling voor Feyenoord begon af te nemen. Ben nam in deze periode ook het besluit om in het zicht van de haven te stoppen met de studie medicijnen om ook geschiedenis te gaan studeren, hetgeen hem door zijn familie niet in dank werd afgenomen.

De hyperactiviteit was niet eeuwig vol te houden, zoals ik in aflevering 14 beschreef ontstond er een “crisis van het militantisme” en een oppositietendens binnen de IKB. Ben en ik maakten daar deel van uit, maar Ben hield het met een paar andere makkers zoals Steven van Slageren eerder voor gezien dan ik. Politiek actief werd hij daarna niet meer, behalve in het AFKU (Anti-Fascisme Komitee Utrecht).

Onze vriendschap begon daardoor snel te verwateren, zonder dat we ruzie hadden. Zonder de vergaderingen zagen we elkaar niet veel meer en praten over de breuk met een politieke stroming waar je ziel en zaligheid in hebt gestoken is moeilijk en ongemakkelijk, dat is me keer op keer gebleken en heb ik later ook zelf ondervonden. De wereld van het linkse activisme uit die tijd is ook een verhaal van verloren vriendschappen.

In het midden Ben, tijdens afstudeerfeest van mij en anderen in 1982

Ben bleef tot aan het einde een gulzige lezer, een muziekliefhebber, bourgondiër en dol op realistische historische oorlogsspelen – een guilty pleasure van meer radicale linksen. Hij werd uiteindelijk docent geschiedenis en daarna rector van een scholengemeenschap in Wageningen. Niet verbazingwekkend, want met zijn imposante verschijning en gedecideerde houding was hij een geboren leider. Ernstige gezondheidsproblemen deden hem helaas veel te vroeg de das om in dit niet-parallelle universum.

zaterdag 14 mei 2022

Spuiten, gondels en geheime video's in de Delftse gemeenteraad. Een halve eeuw politieke herinneringen, aflevering 15

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 werd het linkse college van Delft uitgebreid met de VVD. Het CDA viel buiten de boot. Voorman Niek van Doeveren had me nog geprobeerd te paaien met een kaart voor de business-seats bij Sparta-Feyenoord op 24 maart. Sympathiek natuurlijk en Feyenoord speelde Sparta onder leiding van een geweldige Shinji Ono met 0-5 van de mat. Toen ik het stadion verliet zag ik Ono, ik applaudiseerde en hij maakte een buiging. Het CDA bleef vaag rond het parkeerbeleid en organiseerde een stiekem overleg met de rechtse partijen. Dat keerde zich tegen de partij. Tijdens een debat zei ik tegen CDA-voorvrouw Manita Koop: “U bent een actrice die in de verkeerde film terecht is gekomen”, een van mijn betere one-liners, ter plekke bedacht.
Voetballen met gemeente Delft, met Niek van Doeveren in het gele keepersshirt en ik met mijn zoon David knielend links

De nieuwe wethouders Anne Koning (PvdA) en Lian Merkx (STIP) baarden in hun wittebroodsweken opzien door bij de dodenherdenking op 4 mei na een bloedhete dag tot afgrijzen van het Bureau Representatie te verschijnen in (Anne) korte broek en met hondje aan de lijn en (Lian) een iets te diep decolleté. 

 De verkiezingen hadden in het teken gestaan van de opkomst van Fortuyn en na de moord op hem was ook Delft in rep en roer. Op 6 mei was ik met mijn gezin in een vakantiepark en nadat ik er beelden van het rumoer op het Binnenhof op de tv kwamen heb ik mijn buren maar gevraagd mjjn GroenLinks-affiche van het raam te halen. Bij de verkiezingen had Leefbaar Delft op de vleugels van 9/11 en Fortuyn zes zetels gehaald, nadat de partij in 2001 was opgericht door SP-raadslid Jan Peter de Wit. Grote voorman was de plaatselijke beroemdheid Martin Stoelinga met zijn karakteristieke snor (overleden in 2021). Tijdens de verkiezingscampagne speelde hij de anti-islamitische kaart en betrad hij de Markt gezeten op een olifant. In zijn fractie zat ook de muzikant Peter Tetteroo, de zanger van de Tee Set (Ma Belle Amie). Tetteroo overleed later dat jaar en werd vervangen door een andere muzikant uit de Stoelinga-stal, gitarist Polle Eduard (Ik wil jou). 

Stoelinga op zijn olifant voor het Delftse stadhuis


De schok die Fortuyn had veroorzaakt had ook gevolgen voor onze GroenLinks-fractie. Op een fractieweekend bespraken we met de landelijke voorzitter Herman Meijer hoe we aan moesten kijken tegen de opmars van populistisch rechts, de kritiek op de gevestigde politiek en de draagvlak voor het migratiebeleid. Tijdens de algemene beschouwingen ging ik als fractievoorzitter op deze vragen in en bepleitte onder meer een straatfeestsubsidie om de sociale samenhang te bevorderen. Het was een wat tastend verhaal en de Delftsche Courant vond het daarom maar vaag. 

Binnen onze fractie was het hard werken, de chemie erbinnen was minder dan die in de voorgaande twee periodes. Wethouder Rik Grashoff, de ervaren Saskia Bolten en ik waren het leidende trio, de anderen waren minder sterk en/of zoekend naar hun rol. Het op één lijn krijgen en houden van deze fractie kostte erg veel energie, sommige karakters botsten ook. Het optreden van Leefbaar Delft en van Jan Peter De Wit-afsplitsing FRIS maakte het er niet makkelijker op. Binnen de raad waren ze vaak afwezig of alleen gericht op oppositie om de oppositie, in de plaatselijke pers en op internet voerden ze het hoogste woord en was het net alsof ze heel actief waren. 

Een dieptepunt was een relletje rond een nieuwe skatebaan op de middenberm van de Provinciale Weg. Er waren wat klachten van omwonenden en Stoelinga werd daarvan de spreekbuis. Hij beweerde dat er vuilniszakken vol spuiten en condooms waren gevonden en overhandigde in de gemeenteraad een pakket om dat te bewijzen. De inhoud bestond uit twee ongebruikte spuiten en een ongebruikt condoom - niet van de skatebaan dus. Achteraf werd deze vorm van politiek bedrijven afgewezen door de gemeenteraad en wij vonden deze manier van politiek bedrijven beneden alle peil. Onlangs zei de toenmalige D66-wethouder Meine Oosten me nog dat er bij hem toen iets geknapt was. In Delft waren we gewend aan felle debatten, maar de persoonlijke verhoudingen tussen alle fracties waren goed. 

Fotoshopgeintje van de website Politiek Delft


Bij mijn afscheid van de gemeenteraad op 18 december 2008 zei ik: "De virtuele gemeenteraad krijgt meer aandacht dan de echte: een stoer geschreven blog wordt overgeschreven in de krant en wordt daarmee politieke realiteit, maar dan wel een politieke realiteit buiten de politieke arena, die van de raad. In de echte arena worden die ideetjes vaak niet eens naar voren gebracht. En goed onderbouwde betogen in commissies en raad worden niet eens meer gehoord. Voor “moeilijke” onderwerpen is geen belangstelling, voor relletjes, ruzietjes en hypejes des te meer. Populistische politici en media die te veel meebuigen in populistische richting zijn zo een onzalig bondgenootschap aangegaan, dat de kloof tussen burgers en politieke elke dag opnieuw weer schept en reproduceert. Wat mij betreft kan er niet snel genoeg een einde komen aan deze wurggreep van de mediacratie." 

Het absolute dieptepunt was de zogenoemde gondelaffaire, die de Delftse politiek jarenlang verziekt heeft. Daarover valt een heel boek te schrijven, ik beperk me hier tot enkele hoofdlijnen. In 2005 besloot wethouder Christiaan Baljé van de VVD te stoppen omdat hij een baan aangeboden had gekregen bij vastgoedontwikkelaar Blauwhoed. Ik was daarin teleurgesteld, hij beschouwde mij als zijn leermeester en had zich verbonden aan het college. Voordat hij afscheid nam kwam Stoelinga opeens met een videopname op de proppen. Die was gemaakt door pizzeria-eigenaar Salvatore, die Baljé had getracteerd op eten en drinken en hem stiekem had gefilmd tijdens gesprekken over een grondverkoop. Daaruit zou moeten blijken dat Baljé corrupt was. Achtergrond was dat Salvatore graag twee Venetiaanse gondels wilde laten varen in de gracht voor zijn restaurant, Baljé dat min of meer had toegezegd en dat niet volledig was nagekomen. Er was wel een (merkwaardige) subsidie toegekend, maar onvoldoende om de gondels te kopen. De video-opname was een soort wraak van de pizzeria-baas. Stoelinga was met de opname naar burgemeester Verkerk gegaan, die had de boot afgehouden (hij kwam als Haagse wethouder ook voor in het gesdprek rond de grondverkoop…) en daarna gooide Stoelinga alles op straat. De vertrekkende wethouder werd `zo in diskrediet gebracht door een zonder zijn toestemming gemaakte opname. 

Het college van B&W reageerde als door een horzel gebeten en liet na een snel intern onderzoek weten dat er niets aan de hand was. Achter de schermen waren er overigens felle discussies tussen mij, de andere coalitievoorzitters en de wethouders over de vraag of de houding wel kritisch genoegd was. Maanden later bleek uit nadere publiciteit dat er wel degelijk fouten waren gemaakt door wethouder en ambtelijk apparaat en dat stelde ik dan ook onomwonden vast in de raad. Nog steeds geloof ik niet dat Baljé corrupt was rond gondels en grondverkoop. Door de affaires met onder meer Jos van Rey in Roermond, Hooijmakers in Noord-Holland en Richard de Mos in Den Haag besef ik me wel extra goed de gevaren van een te makkelijk omgaan met ondernemers en het doen van toezeggingen in een informele sfeer. Het is een gevaarlijke bestuursstijl en Baljé was daar een exponent van. 

 In de raad zei ik over de aanval van Stoelinga: "Iemand willens en wetens kapot maken en als je daarop wordt aangesproken over inquisitie beginnen. Leefbaar Delft doet zich graag voor als Klein Duimpje, die het tegen de reus van de gemeente opneemt. Niets is minder waar. In feite is onze lokale democratie het kwetsbare Klein Duimpje, dat zich voortdurend moet verdedigen tegen onwaarheden en onfrisse insinuaties. Leefbaar Delft bedrijft geen nieuwe politiek, maar vernielpolitiek, gebaseerd op rancune.Voorzitter, GroenLinks zegt : tot hier en niet verder. Wij willen geen maffia-achtige toestanden in Delft". Daar was geen woord Chinees bij. 

Met Rik Grashoff in de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen 2006

Aan het eind van de periode kwam de vraag aan de orde of wie de kar voor GroenLinks na 2006 zou gaan trekken. Rik Grashoff was inmiddels acht jaar wethouder en Saskia Bolten had ambitie om wethouder te worden. Mijn gevoel zei dat Rik beter zou kunnen stoppen. Zijn gedecideerde, ik zou zeggen Rotterdamse manier van besturen leverde oppositie op onder de bevolking, ook onder onze eigen stemmers. Ik had het idee dat het geduld van mensen aan het opraken was. Rik was er zelf niet van overtuigd dat hij moest stoppen. Tijdens een lange avondlijke en nachtelijke sessie bij Rik in zijn boerderijwoning aan het Rietveld kwamen we met zijn drietjes tot de conclusie dat stoppen het beste was en dat Saskia onze nieuwe lijsttrekker en wethouderskandidaat zou worden. Zelf bleef ik in beeld als fractievoorzitter en kreeg in van het partijbureau van GroenLinks dispensatie om voor een vierde termijn als raadslid te gaan. We hielden zo de regie in handen, hielden een persconferentie en lichtten ons besluit toe: een goed voorbeeld over hoe om te gaan met een opvolgingskwestie. 

Femke Halsema samen met Sophie Hilbrand op bezoek voor de  Tweede-Kamerverkiezingen van najaar 2006. Tweede van links Saskia Bolten, achter mij staat Fleur Norbruis, die me in 2008 zou opvolgen als 
fractievoorzitter.

In de aanloop naar de verkiezingen van 6 maart had ik nog wel een zeldzame aanvaring met Rik, die op drie specifieke locaties het fietsparkeren wilde reguleren door een verbod: op de Markt, aan het hek langs de Oude Langedijk en op het Bastiaanplein voor de C1000-supermarkt. Vooral met die laatste locatie had ik veel moeite, het was een logische fietsparkeerplek voor de vele studenten die hier boodschappen deden en doen. Het besluit van Rik leverde veel negatieve publiciteit op en dat vond ik niet handig en al helemaal niet vlak voor de verkiezingen. Op een gegeven moment stonden we na een ledenvergadering ’s avonds laat schreeuwend tegenover elkaar bij buurthuis De Vleugel in de Poptahof. In de fractie heb ik toen mijn zin doorgezet, we spraken ons uit tegen het verbod. Uiteindelijk kwam er een mooie oplossing met een subtiel afgebakend gebiedje voor fietsparkeren vóór de supermarkt, een oplossing die tot op de dag van vandaag goed werkt.