vrijdag 2 februari 2024

Aanvulling 3 op Een halve eeuw politieke herinneringen. Ervaringen met het Europees Parlement in zeven episodes

Op 6 juni zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement, verkiezingen die hoogstwaarschijnlijk een flinke ruk naar radicaal-rechts te zien zullen geven. Hoe anders was het tijdens de eerste Europese verkiezingen in 1979. We leefden nog in de nadagen van het optimisme van mei ’68. Met alle Europese afdelingen van de Vierde Internationale voerden we campagne voor de Verenigde Socialistische Staten van Europa. Het optimisme spreekt ook uit de foto van de makkers Hans de Beer, Rob Gerretsen, Rienke Schutte en Joost Kircz, op weg naar een internationale bijeenkomst over de verkiezingen. Dat er een toekomst was voor Europa wisten we ook al uit het boek De EEG en de rivaliteit Europa-Amerika (hier te lezen)) van onze onbetwiste internationale voorman Ernest Mandel, uit 1968. Mandel wees op de verzwakte economische positie van de Verenigde Staten en de kansen voor links in een Europa dat één werd onder het kapitalisme van na de Tweede Wereldoorlog.


Na die eerste verkiezingen volgden meer episodes. 

In 1989 waren de revolutionaire verwachtingen begraven, de verkiezingen vonden plaats aan de vooravond van de val van de Muur. De partijen die een jaar later GroenLinks zouden gaan vormen namen deel onder de naam Regenboog en ik stond op plek 23 van de kandidatenlijst, als een van de kandidaten die niet was verbonden aan een van de partijen PPR, PSP, CPN en EVP. De lijst werd aangevoerd door Herman Verbeek en Nel van Dijk. (zie hier de hele lijst).


Joost Lagendijk, mijn jaargenoot aan het Instituut voor Geschiedenis in Utrecht, die later furore zou maken als Europarlementariër, stond in 1989 nog niet op de lijst. De Regenbooglijst haalde 6,97% van de stemmen, terwijl het CDA toen nog meer dan 34% en de PvdA meer dan 30% van de stemmen haalde. 

De volgende episode: in september 2008, in de nadagen mijn lidmaatschap van de Delftse gemeenteraad, bezochten we Brussel en Europese instellingen. Behalve een begroeting door D66-parlementslid en oud-Delftenaar Sophie in ’t Veld kregen we een verhaal van een rondleider dat ik niet snel zal vergeten. De jongeman was bezig aan zijn laatste werkdag bij het Europees Parlement en zat vol rancune. Zijn verhaal over het Parlement was cynisch tot op het bot, volkomen negatief. Nooit eerder of later heb ik zo’n negatief verhaal namens een officiële rondleider gehoord, wij keken elkaar gegeneerd aan maar lieten het er maar bij zitten.

De Delftse gemeenteraad in het Europees Parlement. Ik sta middenin de voorste rij.


Episode nummer vier: samen met directeur Hugo van der Steenhoven van de Fietsersbond ging ik naar Brussel. Onze Europese koepel ECF organiseerde een ontbijtbijeenkomst voor Europarlementariërs. Wij zouden wat vertellen over ons project over een airbag op de voorruit van auto’s die het leven van veel fietsers kan redden. Fietsersbondmedewerkers Miriam van Bree en Theo Zeegers – twee kanjers waar ik veel van geleerd heb – hadden bedacht dat zo’n airbag van belang zou kunnen zijn en hadden TNO en de Zweedse airbagfabrikant Autoliv zover gekregen dat ze aan de ontwikkeling meehielpen. Doel was om de airbag op te nemen in het veiligheidsclassificatiesysteem EuroNCAP – uiteindelijk is hij daarin ook als bonuspunt opgenomen. Hugo en ik konden ons verhaal doen tijdens het ontbijt, maar dat had voeten en veel stress in de aarde omdat we de presentatie niet aan de praat kregen. Een probleem dat gelukkig een paar minuten voor de start op afstand werd opgelost door onze onvolprezen managementassistente Leonie de Vries.

Test met dummy bij TNO om impact botsing fietser-auto te analyseren

Een jaar later gingen Hugo en ik ook naar Staatsburg. De Nederlandse europarlementariërs hadden bedacht dat ze af en toe samen moesten komen om gezamenlijke Nederlandse thema’s te bespreken. In dit Oranjeberaad mochten wij een presentatie geven over het Nederlandse fietsbeleid, de rol van Europa en de wensen van de ECF. Of het veel heeft opgeleverd weet ik niet, maar we werden beleefd aangehoord door onder meer Wim van de Camp, Esther de Lange, Barry Madlener, Dennis de Jong en Peter van Dalen. De laatste, parlementslid namens ChristenUnie en SGP, bleek net als ik op het Zwijndrechtse Develsteincollege te hebben gezeten. Ik weet niet of dat Oranjeberaad verder ooit wat heeft voorgesteld, ik geloof dat de progressieve fracties er niet zo’n behoefte aan hadden.

In 2019 verplaatste het Europese toneel zich naar Limburg. De hoge CDA-kandidaat Jeroen Lenaers voerde campagne en ging op een bierfiets door Limburg. Ik fietste daarop namens de Fietsersbond mee van Landgraaf naar Kerkrade. Onderweg sloten lokale CDA’ers aan en aan het einde ondertekende Lenaers  de ECF-verklaring waarin hij beloofde om zich voor de fiets in te zetten. Lenaers had en kreeg geen mobiliteit in zijn portefeuille, maar wie weet heeft het iets uitgemaakt bij bijvoorbeeld stemmingen over fietsplekken in de trein. Een aangenaam tochtje door het Limburgse land was het sowieso.

Met Jeroen Lenaers en de fietsbelofte

Laatste episode: collega-lobbyist Milos Labovic was lang werkzaam voor Zeeland en schreef een boek over zijn lobbyactiviteiten in Brussel (Lobbyist van Zeeland). Ik was bij de presentatie in Den Haag in 2023 en las het boek met veel plezier. Het staat vol zelfspot rond visitekaartjes, recepties, vergeten sleutels en ontbijt- lunch- en dinerafspraken, maar ook met analyses van interessante lobbycasussen rond vlas, pulsvisserij en fosforfabriek Thermphos. Milos was en blijft pro-Europa en is uiteindelijk wel tot de conclusie gekomen dat de bureaucratische en niet-transparante Europese Unie grondig hervormd moet worden, met een open democratisch debat en betrokkenheid van burgers als uitgangspunt. 

Zo zijn we van het socialistische perspectief van 1969 gekomen tot een democratische hervormingsagenda, in een Europa dat sterker moet samenwerken om niet irrelevant te worden op het wereldtoneel, maar waarin een nostalgisch nationalisme en terugverlangen naar de soevereinde natiestaat steeds meer aanhang krijgen.