vrijdag 2 februari 2024

Aanvulling 3 op Een halve eeuw politieke herinneringen. Ervaringen met het Europees Parlement in zeven episodes

Op 6 juni zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement, verkiezingen die hoogstwaarschijnlijk een flinke ruk naar radicaal-rechts te zien zullen geven. Hoe anders was het tijdens de eerste Europese verkiezingen in 1979. We leefden nog in de nadagen van het optimisme van mei ’68. Met alle Europese afdelingen van de Vierde Internationale voerden we campagne voor de Verenigde Socialistische Staten van Europa. Het optimisme spreekt ook uit de foto van de makkers Hans de Beer, Rob Gerretsen, Rienke Schutte en Joost Kircz, op weg naar een internationale bijeenkomst over de verkiezingen. Dat er een toekomst was voor Europa wisten we ook al uit het boek De EEG en de rivaliteit Europa-Amerika (hier te lezen)) van onze onbetwiste internationale voorman Ernest Mandel, uit 1968. Mandel wees op de verzwakte economische positie van de Verenigde Staten en de kansen voor links in een Europa dat één werd onder het kapitalisme van na de Tweede Wereldoorlog.


Na die eerste verkiezingen volgden meer episodes. 

In 1989 waren de revolutionaire verwachtingen begraven, de verkiezingen vonden plaats aan de vooravond van de val van de Muur. De partijen die een jaar later GroenLinks zouden gaan vormen namen deel onder de naam Regenboog en ik stond op plek 23 van de kandidatenlijst, als een van de kandidaten die niet was verbonden aan een van de partijen PPR, PSP, CPN en EVP. De lijst werd aangevoerd door Herman Verbeek en Nel van Dijk. (zie hier de hele lijst).


Joost Lagendijk, mijn jaargenoot aan het Instituut voor Geschiedenis in Utrecht, die later furore zou maken als Europarlementariër, stond in 1989 nog niet op de lijst. De Regenbooglijst haalde 6,97% van de stemmen, terwijl het CDA toen nog meer dan 34% en de PvdA meer dan 30% van de stemmen haalde. 

De volgende episode: in september 2008, in de nadagen mijn lidmaatschap van de Delftse gemeenteraad, bezochten we Brussel en Europese instellingen. Behalve een begroeting door D66-parlementslid en oud-Delftenaar Sophie in ’t Veld kregen we een verhaal van een rondleider dat ik niet snel zal vergeten. De jongeman was bezig aan zijn laatste werkdag bij het Europees Parlement en zat vol rancune. Zijn verhaal over het Parlement was cynisch tot op het bot, volkomen negatief. Nooit eerder of later heb ik zo’n negatief verhaal namens een officiële rondleider gehoord, wij keken elkaar gegeneerd aan maar lieten het er maar bij zitten.

De Delftse gemeenteraad in het Europees Parlement. Ik sta middenin de voorste rij.


Episode nummer vier: samen met directeur Hugo van der Steenhoven van de Fietsersbond ging ik naar Brussel. Onze Europese koepel ECF organiseerde een ontbijtbijeenkomst voor Europarlementariërs. Wij zouden wat vertellen over ons project over een airbag op de voorruit van auto’s die het leven van veel fietsers kan redden. Fietsersbondmedewerkers Miriam van Bree en Theo Zeegers – twee kanjers waar ik veel van geleerd heb – hadden bedacht dat zo’n airbag van belang zou kunnen zijn en hadden TNO en de Zweedse airbagfabrikant Autoliv zover gekregen dat ze aan de ontwikkeling meehielpen. Doel was om de airbag op te nemen in het veiligheidsclassificatiesysteem EuroNCAP – uiteindelijk is hij daarin ook als bonuspunt opgenomen. Hugo en ik konden ons verhaal doen tijdens het ontbijt, maar dat had voeten en veel stress in de aarde omdat we de presentatie niet aan de praat kregen. Een probleem dat gelukkig een paar minuten voor de start op afstand werd opgelost door onze onvolprezen managementassistente Leonie de Vries.

Test met dummy bij TNO om impact botsing fietser-auto te analyseren

Een jaar later gingen Hugo en ik ook naar Staatsburg. De Nederlandse europarlementariërs hadden bedacht dat ze af en toe samen moesten komen om gezamenlijke Nederlandse thema’s te bespreken. In dit Oranjeberaad mochten wij een presentatie geven over het Nederlandse fietsbeleid, de rol van Europa en de wensen van de ECF. Of het veel heeft opgeleverd weet ik niet, maar we werden beleefd aangehoord door onder meer Wim van de Camp, Esther de Lange, Barry Madlener, Dennis de Jong en Peter van Dalen. De laatste, parlementslid namens ChristenUnie en SGP, bleek net als ik op het Zwijndrechtse Develsteincollege te hebben gezeten. Ik weet niet of dat Oranjeberaad verder ooit wat heeft voorgesteld, ik geloof dat de progressieve fracties er niet zo’n behoefte aan hadden.

In 2019 verplaatste het Europese toneel zich naar Limburg. De hoge CDA-kandidaat Jeroen Lenaers voerde campagne en ging op een bierfiets door Limburg. Ik fietste daarop namens de Fietsersbond mee van Landgraaf naar Kerkrade. Onderweg sloten lokale CDA’ers aan en aan het einde ondertekende Lenaers  de ECF-verklaring waarin hij beloofde om zich voor de fiets in te zetten. Lenaers had en kreeg geen mobiliteit in zijn portefeuille, maar wie weet heeft het iets uitgemaakt bij bijvoorbeeld stemmingen over fietsplekken in de trein. Een aangenaam tochtje door het Limburgse land was het sowieso.

Met Jeroen Lenaers en de fietsbelofte

Laatste episode: collega-lobbyist Milos Labovic was lang werkzaam voor Zeeland en schreef een boek over zijn lobbyactiviteiten in Brussel (Lobbyist van Zeeland). Ik was bij de presentatie in Den Haag in 2023 en las het boek met veel plezier. Het staat vol zelfspot rond visitekaartjes, recepties, vergeten sleutels en ontbijt- lunch- en dinerafspraken, maar ook met analyses van interessante lobbycasussen rond vlas, pulsvisserij en fosforfabriek Thermphos. Milos was en blijft pro-Europa en is uiteindelijk wel tot de conclusie gekomen dat de bureaucratische en niet-transparante Europese Unie grondig hervormd moet worden, met een open democratisch debat en betrokkenheid van burgers als uitgangspunt. 

Zo zijn we van het socialistische perspectief van 1969 gekomen tot een democratische hervormingsagenda, in een Europa dat sterker moet samenwerken om niet irrelevant te worden op het wereldtoneel, maar waarin een nostalgisch nationalisme en terugverlangen naar de soevereinde natiestaat steeds meer aanhang krijgen.

vrijdag 19 januari 2024

Een hoogtepunt in de Feyenoord-geschiedenis. De boekenreeks van Jan Oudenaarden

Vorig jaar verscheen het vijfde deel van De geschiedenis van Feyenoord, het levenswerk van Rotterdam-kenner en Feyenoord-supporter Jan Oudenaarden. Het duurde even, omdat de uitgever het financieel niet aandurfde. Het is werkelijk een titanenarbeid die Oudenaarden samen met de beeldredacteur Paul Groenendijk verricht. Dit deel (Het nieuwe Feyenoord 1970-1984) bevat 542 pagina’s, de eerdere vier delen hebben een soortgelijke omvang, we zitten nu op meer dan 2300 pagina’s. En dan zijn we van 1908 tot 1984 gekomen. 



Ook in dit deel staat weer boordevol informatie in chronologische volgorde. Niet alleen over de selectie en de trainers en alle wedstrijden, maar ook over de vele bestuurlijke perikelen. Ook het vandalisme in deze periode van opkomst van het hooliganisme (en dalende toeschouwersaantallen) krijgt aandacht (gooien van een asbak en een bom, vernielingen van bussen en treinen etc.). Soms duizelt het de lezer van de feiten, zelf vond ik het opnemen van alle wedstrijden van het Nederlands Elftal met Feyenoorders wat te veel van het goede. De beeldredactie is werkelijk voorbeeldig, de foto’s sluiten perfect aan bij de tekst en zijn voor het overgrote deel niet te vinden in andere Feyenoord-boeken. Extra leuk is dat Oudenaarden op een aantal plaatsen passages citeert uit mijn boek Leve Feyenoord Eén, onder meer over de afschuwelijke gebeurtenissen tijdens Feyenoord-Spurs in 1974 en 1983 en over de Hongaarse cultspeler Attila Ladinsky.

Het boek begint met het seizoen na het winnen van de Europa Cup in 1970 en eindigt met het behalen van de dubbel in 1984. Een succesverhaal is het daarmee zeker niet, in de tussenliggende jaren telden we alleen kampioenschappen in 1971 en 1974 en de bekerwinst in 1980. De rode draad schetst toch vooral het verval van een Europese topclub door slecht transferbeleid, amateuristische leiding en gekonkel (met een hoofdrol voor manager Stephan) en een ongelukkige hand van keuze voor trainers. Coerver en Brezanczyk werden nooit geaccepteerd door de spelers, toptrainers als Boskov en Jezek maakten hun reputatie ook niet echt waar. Vanaf 1978 werd er gesproken over Het nieuwe Feyenoord, maar dat kon de neergang niet verbloemen. Symbool voor de neergang was het vertrek van de twee resterende spelers van wereldklasse uit het elftal van 1970, Wim Jansen en Willem van Hanegem, beiden uit onvrede over het beleid en de achteruitgang. Oudenaarden laat daarbij de feiten voor zich spreken en is terughoudend met het geven van eigen oordelen.

Het boek bevat allerlei interessante anekdotes die je niet zo snel elders tegenkomt. Henk Wery sloeg ploeggenoot Franz Hasil onder de douche bijna knock-out, omdat Hasil een oogje op diens aantrekkelijke vrouw had. Jörgen Kristensen (een van mijn favoriete spelers) was trainer Brezanczyk zo beu dat hij op de training zijn broek liet zakken. In 1975 ging een speler na een vriendschappelijke wedstrijd tegen Arsenal in Londen om vijf uur ’s nachts poedelnaakt op vrouwenjacht in een pub. Nadat Feyenoord op 24 oktober 1979 de Europa-Cupwedstrijd tegen Malmö met 4-0 won trok Abba-zangeres Anni-Frid even verderop in Sportpaleis Ahoy een Feyenoord-shirt aan.


Persoonlijk heb ik de jaren 1971 tot 1976 intensief beleefd en veel wedstrijden gezien. Daarna werd mijn betrokkenheid veel minder, met een opleving in het seizoen 1983-1984, het succesvolle seizoen met Cruyff en Gullit.

Jan Oudenaarden liet weten dat de tekst van het zesde deel en zevende deel van de serie ook al af is. Dat worden dan ook weer twee delen met weinig sportieve hoogtepunten. Deze ongeëvenaarde serie over de geschiedenis van de mooiste club van de wereld is echter op zichzelf al een bewonderenswaardig hoogtepunt.



dinsdag 2 januari 2024

Een enorm contrast tussen The Blues en The Villa: voetbal in Birmingham

 De laatste dagen van 2023 stonden voor mij en mijn zoon David in het teken van een voetbaltrip naar Birmingham. Het was onze achtste gezamenlijke reis naar het Britse voetbal sinds de eerste keer in 2011. Deze keer was ook Christiaan, een van Davids beste vrienden, van de partij.

Na een eerste verkenning van de weinig aantrekkelijke stad - de tweede van Engeland, arm, met een hoog percentage migranten en een door autoverkeer en winkelmalls gedomineerd centrum - keken we op donderdagavond in de pub naar Brighton and Hove-Tottenham (4-2) en Arsenal-West Ham (0-2): twee echte intense Premier Leaguewedstrijden. 

Tussen de bluenoses


Op vrijdag liepen we eerst door de kanaalzone - een mooie paralelle infrastructuur voor wandelaars en fietsers - en bezochten we de wijk Digbeth, een rafelrand vol graffiti, vintage winkels, bars en clubs. Na een heerlijke Indiase lunch gingen we 's avonds naar Saint Andrew's Park, de thuishaven van Birmingham City (The Blues), op loopafstand van het centrum. Tegenstander in deze wedstrijd in het Championship was Bristol City.





Het werd een bijna surrealistische ervaring. Nadat Wayne Rooney in het najaar werd aangesteld als nieuwe manager kwam de club in een vrije val terecht, om van de zesde op de negentiende plaats te belanden. We merkten meteen dat de stemming uiterst negatief was. Een man van middelbare leeftijd schreeuwde tegen een passerend groepje Bristol-aanghangers: "Ik hoop dat jullie winnen, dan zijn wij tenminste van Rooney af". Na een vuurwerkshow aan het begin en het clublied Keep Right On zagen we een dramatisch slechte wedstrijd, vooral van de kant van Birmingham. Terwijl het steeds kouder werd eindigde deze parodie op voetbal in een bloedeloze 0-0. De supporters van Birmingham (Bluenoses) staan bekend om hun fanatisme, maar waren de hele eerste helft alleen zwijgend aanwezig. Geen enkel lied, geen enkele gescandeerde leus, ongelofelijk. Met 20.000, dat wel. De tweede helft speelde Birmingham naar de eigen supporters aan de Tilton Side, waar wij ook zaten, en kwam er wat meer steun. Na afloop kwam Rooney de supporters bedanken en werd hij beloond met een snerpend fluitconcert. Terwijl ik dit schrijf lees ik dat Rooney na de 3-0 nederlaag bij Leeds op Nieuwjaarsdag ontslagen is....

Het contrast met Aston Villa op zaterdag kon niet groter zijn. Aston Villa beleeft het beste seizoen sinds tijden onder manager Emery en staat op een Champions Leagueplek en is zelfs in de race voor de titel. Stadion Villa Park ligt in een middenklassewijk en dateert uit 1897; het is mooi gerenoveerd en uitstekend onderhouden. 

De schitterende entree aan Holte Ende

Wij hadden aan de fanatieke Holte End speciale kaarten, met ruim voor en na de match toegang tot een loungeruimte met uitzicht op het veld. Aston Villa ontwikkelde deze ruimte om ook voor de "gewone" supporter een arrangement aan te bieden, met grote schermen, gratis drankjes en een gesprek met oud-spelers. Uiteraard tegen een fors hogere prijs... In deze Terrace View raakten we al snel gezellig in gesprek met Villa-supporters over de club en alles wat met voetbal te maken heeft. Een van hen was zelfs in 1982 in de Kuip geweest toen Aston Villa de Europa Cup won door Bayern te verslaan.

Terrace View

We zagen de opkomst met een massaal gebruld Aston Villa in het lied Hi Ho Silver Lining van Jeff Beck. Daarna ontspon zich een geweldig boeiende wedstrijd in een waanzinnig tempo tegen degradatiekandidaat Burnley, getraind voor Vincent Kompany en net als Villa (en West Ham) met een thuistenue in het prachtige claret and blue. Op onze tweede ring van de Holte End werd door iedereen 90 minuten gestaan en veel gezongen. Uiteindelijk werd het 3-2 voor Villa na een wat makkelijk gegeven penalty in de laatste minuut, het vijfde Var-moment van de wedstrijd. Sneu voor Burnley, dat bijna de hele tweede helft met tien man moest spelen, maar prima bleef voetballen en met de snelle Foster zelfs 2-2 wist te maken in de korte hoek langs Argentiniëkeeper Martinez. Villa speelde aantrekkelijk voetbal, met Ollie Watkins (twee puntgave assists) en Leon Bailey als smaakmakers. De supporters waren dolblij met de overwinning op het laatste moment, vooral omdat Arsenal en Spurs op donderdag beiden hadden verloren.







Na afloop gingen we nog een laatste pint drinken in de Terrace View en waren we het er snel over eens: een groter contrast dan tussen deze twee wedstrijden van Birmingham City en Aston Villa is moeilijk denkbaar.

dinsdag 29 augustus 2023

Hoe een Britse wetenschapper op de fiets Frankrijk ontrafelt

 “Sommige mensen denken bij fietsen automatisch aan verwondingen en de dood. Aan het eind van de negentiende eeuw was er angst dat fietsers, door het weer gaan gebruiken van de enorme bilspieren en verlengde armen van onze apen-voorouders, tot een achteruitgang van de menselijke soort zouden leiden.”

Bovenstaand citaat komt uit het boek France, an adventure history van Graham Robb, een Britse wetenschapper en schrijver, die eerder de boeken The discovery of France en Parisians publiceerde. Boeken waaruit een enorme liefde voor en kennis van Frankrijk van alle pagina’s spat. Bijzonder is dat hij zijn onderzoek in de regio’s van Frankrijk samen met zijn vrouw al fietsend verricht. Hij komt daardoor op bijzondere plekken diep in Frankrijk. De essays in France gaan over verschillende streken in verschillende periodes, van het oude Gallië tot en met de gele hesjes onder Macron (met de rotonde als symbolisch actiepunt). Het is een vorm van ontrafelende “slow” geschiedschrijving met een sociaal-geografische invalshoek.



Een voorbeeld: fietsend op een landweg in de Provence kregen ze te maken met de enorme agressie van een Franse automobilist, die ze letterlijk van de weg wilde rijden. Robb beschrijft eerst de hekel aan vreemden die sterk is in de Provence, maar komt er uiteindelijk achter dat hier iets heel anders aan de hand was. In de Provence wonen veel Roma’s en er waren plannen van president Sarkozy om hun kampen te ontmantelen, zonder onderscheid tussen illegale migranten en de “Gitanes” die al heel lang rond Marseille wonen. De Roma-automobilist zag Robb en zijn vrouw aan voor hoogopgeleide Franse toeristische fietsers, zij vertegenwoordigden voor hem het plan van Sarkozy. Hij bond in toen zij hem in het Engels antwoordden op zijn scheldpartijen. 

Foto van Henri-Cartier Bresson uit 1923, gezien in museum van Hyères 


De opvatting over de gevaren van het fietsen uit de negentiende eeuw kende ik niet. Hij past in een bekend patroon, waarbij nieuwe technische ontwikkelingen worden begroet met angst en doemvoorspellingen. Toen de stoomtrein begon te rijden in de negentiende eeuw was er angst dat het lichaam van de mens de onvoorstelbare snelheid van 40 kilometer per uur niet aan zou kunnen en dat de koeien geen melk meer zouden geven. Door de radio zouden de kranten verdwijnen, door de televisie de radio en door de computer en internet de televisie. En nu kennen we bijvoorbeeld de wijdverbreide angst dat computerspelen en social media leiden tot verarming van menselijke contacten.

Het boek van Robb laat vooral zien dat fietsen juist niet tot een achteruitgang van de menselijke soort leidt, maar leidt tot het gebruik van alle zintuigen, tot ontdekkingen en menselijke interactie. Mooi is het verhaal over hoe Robb en zijn vrouw voor de etappekoers Tour du Doubs uitfietsen op hun toerfietsen met fietstassen, juichend over de eindstreep gaan en door de toeschouwers luid bejubeld worden. Rob citeert uit een boek van Donald Cuskie, een Schotse dominee die in de Tweede Wereldoorlog in Grenoble joden en piloten hielp: “Arme mens, hij moet vertrouwen op een rammelende fiets. Uiteindelijk komt hij erachter dat God meer kan doen met een mens op een rammelende fiets dan een tiran met legerdivisies.”


Graham Robb, France. An adventure history. Picador, 529 pagina’s. Ook vertaald in het Nederlands.


De stierenkop/het fietsstuur van Picasso. 

dinsdag 20 juni 2023

Aanvulling 2 op Een halve eeuw politieke herinneringen: Literatuur, revolutie en klasse in Frankrijk

 In aflevering 11van mijn politieke herinneringen schreef ik over het overlijden van de trotskistische leider Alain Krivine, één van de gezichten van mei 1968. Ik schreef dat met hem ook de geest van mei ’68 definitief was overleden. Die conclusie was achteraf gezien misschien wat kort door de bocht, gezien de massale en aanhoudende protesten tegen de pensioenhervormingen van zonnekoning Macron. De revolutionaire en republikeinse traditie in Frankijk is niet dood, maar uitbarstingen ervan vinden wel plaats in een totaal veranderd politiek landschap, waarin radicaal-rechts een belangrijke kracht is geworden.

Ook niet overleden is het besef van de betekenis van klasseverschillen, een besef dat in Frankrijk veel en veel groter is dan in Nederland. Het indrukwekkende literaire werk van drie Franse schrijvers, ook in Nederland populair, getuigt daarvan: Annie Ernaux, Didier Eribon, Edouard Louis. Bij alle drie schrijvers staan de geleefde klasse-ervaring in het ouderlijk milieu, de verwijdering daarvan door intellectuele belangstelling en hoger onderwijs en indringende ervaringen rond seksuele identiteit en gender centraal. 

Annie Ernaux (geboren in 1940), bekroond met de Nobelprijs voor literatuur, schreef met De Jaren een fenomenale "collectieve autbiografie"van vrouwen in Frankrijk sinds 1945 aan de hand van haar eigen ervaringen, afkomstig uit een bescheiden gezin in Yvetot in Normandië. Chansons, boeken, films en voorwerpen vermengen zich met persoonlijke ervaringen en nationale en internationale politieke ontwikkelingen. De minder omvangrijke boeken over belangrijke episodes in haar leven (De Schaamte, Meisjesherinneringen, Het voorval, De jonge man) geven daaraan een indrukwekkende verdieping. Ernaux beschrijft in De jaren ook het eroderen van een vanzelfsprekend vooruitgangsgeloof bij links na het presidentschap van François Mitterand.


Eribon en Louis delen een arbeidersachtergrond en het ontdekken van hun homoseksuele identiteit. Louis raakte bevriend met de oudere Eribon en werd geïnspireerd door Terug naar Reims, Eribon citeert daarin instemmend Ernaux. Eribon  en Louis zijn nu  bekende sociale wetenschappers in de traditie van hun leermeesters Michel Foucault en Pierre Bourdieu.

Eribon (geboren in 1953) beschrijft in Terug naar Reims het milieu waarin hij opgroeide, de homofobie, de vanzelfsprekendheid waarmee op de Parti Communiste Français werd gestemd als een partij van de arbeiders en en haar orders werden gevolgd, de afkalving van de industrie en van de PCF en het groeiende racisme onder de witte arbeiders na het wegvallen van gezamenlijke ervaringen op de werkvloer. Het is een verhaal over de teloorgang van traditioneel links en de daarmee gepaard gaande politieke verweesdheid van de arbeidersklasse, die door het Front National werd opgevuld. 



Edouard Louis (uit 1992) beschrijft hetzelfde conservatisme in zijn ouderlijk huis in Noord-Frankrijk, inclusief de materiële en culturele armoede, het geweld tegen vrouwen en kinderen en het alcoholisme (vooral in Weg met Eddy Bellegueule, de naam waarvan hij afscheid nam). Waar Eribon vooral registreert en analyseert spat bij Louis de woedende verontwaardiging over de klassemaatschappij van de pagina’s af, bijvoorbeeld in Wie heeft mijn vader vermoord. Een vader die fysiek gesloopt was door het werk in de fabriek, een kapotte rug had door de val van een container en bezweek omdat hij kleine rotbaantjes moest aannemen door de bezuinigingen op de sociale voorzieningen door Macron. Louis noemt de namen van de politici die het lichaam van zijn vader kapot hebben gemaakt: “Hollande, Valls, El Khomri, Hirsch, Sarkozy, Macron, Bertrand, Chirac. De geschiedenis van je lichaam beschuldigt de politieke geschiedenis”.



Opvallend is dat zowel Eribon als Louis schrijven op jonge leeftijd lid te zijn geweest van een extreem-linkse organisatie, zonder die bij naam aan te duiden. Mijn intuïtie zei dat het wel om de organisatie van Alain Krivine gegaan zou zijn en dat blijkt te kloppen (zie https://zeitschrift-luxemburg.de/artikel/der-anti-gorz/ en https://www.contretemps.eu/entretien-edouard-louis/). De Ligue Communiste Révolutionnaire (en voorloper Ligue Communiste) vertegenwoordigde het revolutionaire ongeduld van de jongere generatie; ze stelde de emancipatie van de arbeidersklasse centraal, in plaats van de platte belangenbehartiging a la de PCF. Binnen de LCR was er meer ruimte voor feminisme en homoseksuele/lesbische strijd en identiteit dan binnen andere organisaties van extreem-links; voor de meest radicale voorvechters daarvan ging dat weliswaar niet ver genoeg en voor de meer orthodoxe trotskisten juist weer te ver. Eribon en Louis zijn al snel hun eigen weg gegaan als schrijvers en wetenschappers en zijn daarbij altijd uitgesproken links gebleven en mengen zich in het politieke debat. Zo verscheen van Louis een ook in het Nederlands vertaalde dialoog met de radicaal-linkse Britse cineast Ken Loach, Dialoog over kunst en politiek.

Wie iets wil begrijpen van de economische, sociale, culturele en politieke evolutie van Frankrijk van 1945 tot heden, over geleefde klasse-ervaring, identiteiten en linkse perspectieven, kan niet heen om het werk van Ernaux, Eribon en Louis.


Terug naar Krivine: over zijn LCR verscheen voor de liefhebbers een zeer gedetailleerde politieke en culturele geschiedschrijving (766 pagina’s) door twee voormalige leiders ervan, Helène Adam en François Coustal, C’était la Ligue. Op het omslag van het boek staan de hamer en sikkel die in Frankrijk werd ontworpen en door de Vierde Internationale werd gebruikt, ook in Nederland,  op vlaggen, buttons en in tijdschriften; bijnaam “de krab”. De LCR hernoemde zich in 2009 tot Nouveau Parti Anticapitaliste, de krab werd een megafoon, twee betekenisvolle verschuivingen. De partij had kortstondig succes en aantrekkingskracht door de jonge voorman Olivier Besançenot, maar verkeert op het moment ondanks de massaprotesten in een diepe crisis. Een deel ervan is overgestapt naar de succesvolle beweging van Mélenchon, een beweging die zich meer beroept op het Franse republikeinse revolutionaire discours dan op een strikte klassepolitiek. Mélenchon, die zelf ook een trotskistisch verleden heeft, slaagde er met een brede linkse coalitie bijna in om Marine Le Pen de weg naar de tweede ronde van de presidentsverkiezingen te versperren. 

woensdag 7 juni 2023

Aanvulling 1 op Een halve eeuw politiek verleden: links verleden Zwijndrecht

 In herinnering nummer 6 schreef ik over de oprichting van de PPR in Zwijndrecht in 1974.  Ik schreef dat het bij mijn weten in 1974 met de Politieke Partij Radicalen voor de eerste keer een partij links van de sociaal-democratie meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen in deze plaats. Later dacht ik: klopt dat wel? In aflevering 19 schreef ik over de revolutionair-socialist Henk Sneevliet (historicus van revolutionair-socialistisch verzet), in 1942 met zijn makkers vermoord door de nazi's. Er schoot me te binnen dat er uitgerekend van zijn Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij een afdeling was geweest in Zwijndrecht, volgens Herman Pieterson in het boek Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen.



RSAP in 1935

Ik heb het boek erop nageslagen en gegoogled op sites met verkiezingsuitslagen. En daaruit blijkt dat de RSAP in 1935 mee heeft gedaan aan de Zwijndrechtse gemeenteraadsverkiezingen en daarbij met 96 stemmen 1,97% scoorde. Niet genoeg voor een zetel, maar toch. In 1939 deed de RSAP niet meer mee en was de afdeling verdwenen. De relatief sterke afdeling in Dordrecht was er nog wel. In 1935 kende de afdeling achttien leden, 5 daarvan waren lid van de vakcentrale NVV, 5 van het linksere NAS en 5 waren jonger dan 25 jaar.

Dee Lijst extreem-linkse personen CID, opgesteld door de Centrale Inlichtingen Dienst CID opgesteld in 1939, bevat vier Zwijndrechtse RSAP'ers:

- Leendert Vervelde, voorzitter van de afdeling in 1935, in 1938 geen lid meer;

- Hendrik Kreukniet (arbeider), secretaris afdeling 1938;

- James Rietdijk (arbeider), voorzitter afdeling 1938;

- L. van Wijngaarden (stratenmaker), kandidaat gemeenteraad 1935, ex-secretaris.

CPN en PSP na de oorlog

Bij het zoeken kwam ik erachter dat ook na de Tweede Wereldoorlog andere linkse partijen hadden meegedaan aan Zwijndrechtse gemeenteraadsverkiezingen. De Communistische Partij van Nederland (CPN), na de bezetting populair door de rol in het verzet, haalde in 1946 maar liefst 8,8%; vier jaar later was dat gehalveerd, in 1953 deed de partij niet meer mee. De links-socialistische Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP) haalde in 1966 een verrassende 5,4%, waarvan in 1970 bijna niets over was. Over dat eenmalige succes van de PSP moet dus een apart verhaal te vertellen zijn.

Hoe dan ook: met mijn eerdere opmerking over het linkse verleden in Zwijndrecht zat ik er dus flink naast, er zijn wel degelijk linkse voorgangers van de PPR geweest.

Nu ik toch bezig ben: over die PPR verscheen naar aanleiding van een reünie een mooie bundel met wetenschappelijke opstellen, De Politieke Partij Radicalen 1968-1990. Macht uit het zadel. Een erg interessant boek, dat mijn eigen herinneringen in perspectief plaatst en laat zien dat de PPR een radicale visie op mondiale ongelijkheid, democratisering en milieupolitiek combineerde. Het boek bevestigt me in mijn mening dat de PPR van de vier partijen die aan de wieg van GroenLinks stonde ideologisch de meeste invloed had en heeft binnen GroenLinks.


Ten slotte: in de aflevering over mijn werk als historicus van revolutionair-socialistisch verzet komt veteraan Maurice Ferares voor. Maurice overleed eind vorig jaar op 100-jarige leeftijd overleed, de laatste der trotskistische veteranen. Zie ook In Memoriam en Maurice Ferares 100 jaar.