dinsdag 20 juni 2023

Aanvulling 2 op Een halve eeuw politieke herinneringen: Literatuur, revolutie en klasse in Frankrijk

 In aflevering 11van mijn politieke herinneringen schreef ik over het overlijden van de trotskistische leider Alain Krivine, één van de gezichten van mei 1968. Ik schreef dat met hem ook de geest van mei ’68 definitief was overleden. Die conclusie was achteraf gezien misschien wat kort door de bocht, gezien de massale en aanhoudende protesten tegen de pensioenhervormingen van zonnekoning Macron. De revolutionaire en republikeinse traditie in Frankijk is niet dood, maar uitbarstingen ervan vinden wel plaats in een totaal veranderd politiek landschap, waarin radicaal-rechts een belangrijke kracht is geworden.

Ook niet overleden is het besef van de betekenis van klasseverschillen, een besef dat in Frankrijk veel en veel groter is dan in Nederland. Het indrukwekkende literaire werk van drie Franse schrijvers, ook in Nederland populair, getuigt daarvan: Annie Ernaux, Didier Eribon, Edouard Louis. Bij alle drie schrijvers staan de geleefde klasse-ervaring in het ouderlijk milieu, de verwijdering daarvan door intellectuele belangstelling en hoger onderwijs en indringende ervaringen rond seksuele identiteit en gender centraal. 

Annie Ernaux (geboren in 1940), bekroond met de Nobelprijs voor literatuur, schreef met De Jaren een fenomenale "collectieve autbiografie"van vrouwen in Frankrijk sinds 1945 aan de hand van haar eigen ervaringen, afkomstig uit een bescheiden gezin in Yvetot in Normandië. Chansons, boeken, films en voorwerpen vermengen zich met persoonlijke ervaringen en nationale en internationale politieke ontwikkelingen. De minder omvangrijke boeken over belangrijke episodes in haar leven (De Schaamte, Meisjesherinneringen, Het voorval, De jonge man) geven daaraan een indrukwekkende verdieping. Ernaux beschrijft in De jaren ook het eroderen van een vanzelfsprekend vooruitgangsgeloof bij links na het presidentschap van François Mitterand.


Eribon en Louis delen een arbeidersachtergrond en het ontdekken van hun homoseksuele identiteit. Louis raakte bevriend met de oudere Eribon en werd geïnspireerd door Terug naar Reims, Eribon citeert daarin instemmend Ernaux. Eribon  en Louis zijn nu  bekende sociale wetenschappers in de traditie van hun leermeesters Michel Foucault en Pierre Bourdieu.

Eribon (geboren in 1953) beschrijft in Terug naar Reims het milieu waarin hij opgroeide, de homofobie, de vanzelfsprekendheid waarmee op de Parti Communiste Français werd gestemd als een partij van de arbeiders en en haar orders werden gevolgd, de afkalving van de industrie en van de PCF en het groeiende racisme onder de witte arbeiders na het wegvallen van gezamenlijke ervaringen op de werkvloer. Het is een verhaal over de teloorgang van traditioneel links en de daarmee gepaard gaande politieke verweesdheid van de arbeidersklasse, die door het Front National werd opgevuld. 



Edouard Louis (uit 1992) beschrijft hetzelfde conservatisme in zijn ouderlijk huis in Noord-Frankrijk, inclusief de materiële en culturele armoede, het geweld tegen vrouwen en kinderen en het alcoholisme (vooral in Weg met Eddy Bellegueule, de naam waarvan hij afscheid nam). Waar Eribon vooral registreert en analyseert spat bij Louis de woedende verontwaardiging over de klassemaatschappij van de pagina’s af, bijvoorbeeld in Wie heeft mijn vader vermoord. Een vader die fysiek gesloopt was door het werk in de fabriek, een kapotte rug had door de val van een container en bezweek omdat hij kleine rotbaantjes moest aannemen door de bezuinigingen op de sociale voorzieningen door Macron. Louis noemt de namen van de politici die het lichaam van zijn vader kapot hebben gemaakt: “Hollande, Valls, El Khomri, Hirsch, Sarkozy, Macron, Bertrand, Chirac. De geschiedenis van je lichaam beschuldigt de politieke geschiedenis”.



Opvallend is dat zowel Eribon als Louis schrijven op jonge leeftijd lid te zijn geweest van een extreem-linkse organisatie, zonder die bij naam aan te duiden. Mijn intuïtie zei dat het wel om de organisatie van Alain Krivine gegaan zou zijn en dat blijkt te kloppen (zie https://zeitschrift-luxemburg.de/artikel/der-anti-gorz/ en https://www.contretemps.eu/entretien-edouard-louis/). De Ligue Communiste Révolutionnaire (en voorloper Ligue Communiste) vertegenwoordigde het revolutionaire ongeduld van de jongere generatie; ze stelde de emancipatie van de arbeidersklasse centraal, in plaats van de platte belangenbehartiging a la de PCF. Binnen de LCR was er meer ruimte voor feminisme en homoseksuele/lesbische strijd en identiteit dan binnen andere organisaties van extreem-links; voor de meest radicale voorvechters daarvan ging dat weliswaar niet ver genoeg en voor de meer orthodoxe trotskisten juist weer te ver. Eribon en Louis zijn al snel hun eigen weg gegaan als schrijvers en wetenschappers en zijn daarbij altijd uitgesproken links gebleven en mengen zich in het politieke debat. Zo verscheen van Louis een ook in het Nederlands vertaalde dialoog met de radicaal-linkse Britse cineast Ken Loach, Dialoog over kunst en politiek.

Wie iets wil begrijpen van de economische, sociale, culturele en politieke evolutie van Frankrijk van 1945 tot heden, over geleefde klasse-ervaring, identiteiten en linkse perspectieven, kan niet heen om het werk van Ernaux, Eribon en Louis.


Terug naar Krivine: over zijn LCR verscheen voor de liefhebbers een zeer gedetailleerde politieke en culturele geschiedschrijving (766 pagina’s) door twee voormalige leiders ervan, Helène Adam en François Coustal, C’était la Ligue. Op het omslag van het boek staan de hamer en sikkel die in Frankrijk werd ontworpen en door de Vierde Internationale werd gebruikt, ook in Nederland,  op vlaggen, buttons en in tijdschriften; bijnaam “de krab”. De LCR hernoemde zich in 2009 tot Nouveau Parti Anticapitaliste, de krab werd een megafoon, twee betekenisvolle verschuivingen. De partij had kortstondig succes en aantrekkingskracht door de jonge voorman Olivier Besançenot, maar verkeert op het moment ondanks de massaprotesten in een diepe crisis. Een deel ervan is overgestapt naar de succesvolle beweging van Mélenchon, een beweging die zich meer beroept op het Franse republikeinse revolutionaire discours dan op een strikte klassepolitiek. Mélenchon, die zelf ook een trotskistisch verleden heeft, slaagde er met een brede linkse coalitie bijna in om Marine Le Pen de weg naar de tweede ronde van de presidentsverkiezingen te versperren. 

woensdag 7 juni 2023

Aanvulling 1 op Een halve eeuw politiek verleden: links verleden Zwijndrecht

 In herinnering nummer 6 schreef ik over de oprichting van de PPR in Zwijndrecht in 1974.  Ik schreef dat het bij mijn weten in 1974 met de Politieke Partij Radicalen voor de eerste keer een partij links van de sociaal-democratie meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen in deze plaats. Later dacht ik: klopt dat wel? In aflevering 19 schreef ik over de revolutionair-socialist Henk Sneevliet (historicus van revolutionair-socialistisch verzet), in 1942 met zijn makkers vermoord door de nazi's. Er schoot me te binnen dat er uitgerekend van zijn Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij een afdeling was geweest in Zwijndrecht, volgens Herman Pieterson in het boek Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen.



RSAP in 1935

Ik heb het boek erop nageslagen en gegoogled op sites met verkiezingsuitslagen. En daaruit blijkt dat de RSAP in 1935 mee heeft gedaan aan de Zwijndrechtse gemeenteraadsverkiezingen en daarbij met 96 stemmen 1,97% scoorde. Niet genoeg voor een zetel, maar toch. In 1939 deed de RSAP niet meer mee en was de afdeling verdwenen. De relatief sterke afdeling in Dordrecht was er nog wel. In 1935 kende de afdeling achttien leden, 5 daarvan waren lid van de vakcentrale NVV, 5 van het linksere NAS en 5 waren jonger dan 25 jaar.

Dee Lijst extreem-linkse personen CID, opgesteld door de Centrale Inlichtingen Dienst CID opgesteld in 1939, bevat vier Zwijndrechtse RSAP'ers:

- Leendert Vervelde, voorzitter van de afdeling in 1935, in 1938 geen lid meer;

- Hendrik Kreukniet (arbeider), secretaris afdeling 1938;

- James Rietdijk (arbeider), voorzitter afdeling 1938;

- L. van Wijngaarden (stratenmaker), kandidaat gemeenteraad 1935, ex-secretaris.

CPN en PSP na de oorlog

Bij het zoeken kwam ik erachter dat ook na de Tweede Wereldoorlog andere linkse partijen hadden meegedaan aan Zwijndrechtse gemeenteraadsverkiezingen. De Communistische Partij van Nederland (CPN), na de bezetting populair door de rol in het verzet, haalde in 1946 maar liefst 8,8%; vier jaar later was dat gehalveerd, in 1953 deed de partij niet meer mee. De links-socialistische Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP) haalde in 1966 een verrassende 5,4%, waarvan in 1970 bijna niets over was. Over dat eenmalige succes van de PSP moet dus een apart verhaal te vertellen zijn.

Hoe dan ook: met mijn eerdere opmerking over het linkse verleden in Zwijndrecht zat ik er dus flink naast, er zijn wel degelijk linkse voorgangers van de PPR geweest.

Nu ik toch bezig ben: over die PPR verscheen naar aanleiding van een reünie een mooie bundel met wetenschappelijke opstellen, De Politieke Partij Radicalen 1968-1990. Macht uit het zadel. Een erg interessant boek, dat mijn eigen herinneringen in perspectief plaatst en laat zien dat de PPR een radicale visie op mondiale ongelijkheid, democratisering en milieupolitiek combineerde. Het boek bevestigt me in mijn mening dat de PPR van de vier partijen die aan de wieg van GroenLinks stonde ideologisch de meeste invloed had en heeft binnen GroenLinks.


Ten slotte: in de aflevering over mijn werk als historicus van revolutionair-socialistisch verzet komt veteraan Maurice Ferares voor. Maurice overleed eind vorig jaar op 100-jarige leeftijd overleed, de laatste der trotskistische veteranen. Zie ook In Memoriam en Maurice Ferares 100 jaar.